8.1. Nieuwe richtlijn Audiovisuele Mediadiensten

De Raad van de Europese Unie heeft op 6 november 2018 de Richtlijn (EU) 2018/1808 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 tot wijziging van Richtlijn 2010/13/EU betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (hierna de 'nieuwe Richtlijn Audiovisuele Mediadiensten' genoemd) aangenomen.

De oorspronkelijke Richtlijn Audiovisuele Mediadiensten werd in 2010 goedgekeurd.  Door het wijzigende medialandschap en de veranderende kijkgewoonten besliste de Europese Commissie echter al in 2016 om ze te wijzigen.   Op die manier zou er een beter evenwicht komen tussen traditionele televisiediensten en nieuwe mediadiensten zoals bijvoorbeeld videoplatformdiensten (video-sharing platforms).  Ook wilde de Europese Commissie dat Europese producties meer zouden worden gestimuleerd en innoverende initiatieven zouden worden aangemoedigd. 

De belangrijkste wijzigingen tussen de oude en de nieuwe Richtlijn situeren zich op verschillende vlakken:

  • De Richtlijn audiovisuele mediadiensten was in 2010 reeds van toepassing op lineaire televisiediensten en diensten op aanvraag. De regels voor deze diensten zullen nu door de nieuwe Richtlijn meer gelijkgeschakeld worden, bijvoorbeeld op het vlak van de bescherming van minderjarigen op videoplatformdiensten.

    Concreet betekent dit dat videoplatformdiensten  maatregelen zullen moeten nemen ter bescherming van minderjarigen. Dit kan bijvoorbeeld door het gebruiken van systemen voor leeftijdscontrole en ouderlijk toezicht, ‘flagging’, het voorzien van klachtenprocedures, inzetten op mediageletterdheid, enzovoort.

    Videoplatformdiensten zullen daarenboven ook maatregelen moeten nemen om het publiek te beschermen tegen content die aanzet tot haat, geweld en terrorisme en de commerciële communicatie die de videoplatformdiensten zelf beheren zal steeds duidelijk herkenbaar moeten zijn en zal moeten voldoen aan enkele kwalitatieve minimumvoorschriften.

    Ook zullen videoplatformdiensten moeten beschikken over een adequate functie waarmee gebruikers die video’s uploaden, kunnen aangeven of die video’s commerciële communicatie bevatten.

  • Voorts bevat de nieuwe Richtlijn een versoepeling van de regeling van televisiereclame.  Televisieomroepen zullen zelf kunnen bepalen wanneer reclame wordt uitgezonden. Wel zullen ze moeten rekening houden met een maximum van  20% van de zendtijd tussen 6 uur en 18 uur en eveneens 20% van de zendtijd tussen  18 uur en 00 uur.

    In tegenstelling tot deze reclameversoepeling komt er echter ook een verstrenging van de regels voor reclame gericht op minderjarigen en reclame die ongezonde voeding promoot.

  • Daarnaast legt de nieuwe Richtlijn Audiovisuele Mediadiensten ook sterk de klemtoon op  Europese content. Zo zullen aanbieders van on-demand diensten ervoor moeten zorgen dat minstens 30% van hun catalogus Europese content bevat.

  • De nieuwe Richtlijn Audiovisuele Mediadiensten versterkt voorts de rol van ERGA,  de Europese Groep van regelgevende instanties voor audiovisuele mediadiensten, waardoor de samenwerking tussen de verschillende mediadiensten in de lidstaten beter op mekaar kan worden afgestemd. Ook de onafhankelijkheid van de regulatoren wordt in de nieuwe Richtlijn Audiovisuele Mediadiensten sterk benadrukt.

De nieuwe Richtlijn Audiovisuele Mediadiensten trad in werking op 18 december 2018.  Iedere lidstaat moet ze nu omzetten in nationale regelgeving. Dit moet ten laatste gebeuren tegen september 2020. Nadien is het aan de VRM om toe te zien op de naleving van deze regelgeving.