1.4.1 Contentleveranciers

Bij nieuwssites zijn het vooral journalisten die voor de inhoud van een website zorgen. Deze journalisten kunnen gelinkt zijn aan traditionele media of op zelfstandige basis artikels schrijven. Het is moeilijk om exact te bepalen hoeveel internetjournalisten er zijn. Enerzijds zijn journalisten die verbonden zijn aan een uitgeverij of andere mediaspeler niet noodzakelijk uitsluitend internetjournalist. Zij leveren dan zowel input voor een dagblad, radio- of tv-nieuws als voor een website. Anderzijds schrijven sommigen enkel internetartikels.

Nieuwswebsites doen eveneens beroep op pers- en fotoagentschappen als inspiratiebron voor de online content. Een overzicht van de belangrijkste agentschappen staat onder de titel ‘Geschreven Pers’ in Tabel 27. Tabel 28 bevat de belangrijkste fotoagentschappen.

Het is vervolgens de online redactie die beslist in welke vorm, op welk tijdstip en op welk platform de content online komt te staan.

INFOFRAGMENT 15: REACTIES ONDER ONLINE ARTIKELS

Verschillende nieuwswebsites hebben het lange tijd mogelijk gemaakt voor hun lezers om op artikels te reageren. Deze reacties werden vervolgens onder het artikel gepubliceerd. Maar de laatste jaren zijn verschillende nieuwswebsites daarvan afgestapt. De reacties waren al te vaak respectloos en/of beledigend. In 2017 besliste ook Roularta om lezersreacties op haar websites niet langer mogelijk te maken. Op dit moment publiceren, van de grote nieuwssites, enkel De Tijd en Het Laatste Nieuws nog lezersreacties. Bij De Standaard en Het Nieuwsblad is dat slechts bij een beperkt aantal artikels mogelijk (bijvoorbeeld bij opiniestukken die dan nog vaak achter een betaalmuur zitten). Elk van deze websites modereert actief de reacties die lezers achterlaten.[87]

Het debat gaat echter verder op de sociale media. Onder de artikels die nieuwsmerken posten op hun facebookpagina staan vaak tientallen reacties van lezers. Roularta zegt daar niet te modereren, terwijl De Standaard in januari 2017 aangaf daar wel actief te willen gaan modereren.[88] De discussie woedt ook volop of sociale media zoals Facebook en Twitter al dan niet zelf moeten ingrijpen bij het publiceren van haatdragende berichten door hun gebruikers.[89]

 

De content van websites van radio- en televisieomroepen bestaat onder meer uit informatie over het zendschema en de verschillende programma’s. Op de websites en apps van radio- en tv-omroepen kan er uitgesteld of live naar radio geluisterd of naar tv gekeken worden.

Ook niet-professionele gebruikers bepalen mee de inhoud van het Vlaamse medialandschap op het internet. We spreken dan over user-generated content. Sociale media maken het nog eenvoudiger om video’s, foto’s of tekst te verspreiden en snel een groot publiek te bereiken. Sommige bloggers, ‘Instagrammers’ of ‘Youtubers’ bereiken een groot publiek en genereren een inkomen via advertenties.

Op sociale media zoals Facebook en Twitter plaatsen traditionele media meestal links naar inhoud van de eigen website. Vooral bij nieuwssites is dit het geval: de bedoeling is dat de volgers doorklikken naar de website om het volledige artikel te lezen.

Bij Instagram, Snapchat en Youtube moet er binnen het kader van de sociale netwerken gebleven worden, er is geen mogelijkheid om links te plaatsen naar een website daarbuiten. Het gevolg is dat er content speciaal voor deze sociale netwerksites moet worden gecreëerd. Deze sociale netwerken worden dan ook niet altijd even intensief gebruikt door de traditionele media.



[87] Belga, “Lezers Roulartamagazines kunnen niet meer reageren op onlineartikels”, 10 januari 2017, http://deredactie.be/cm/vrtnieuws/cultuur%2Ben%2Bmedia/media/1.2863305

[88] De Leu, N., “De drempel was te laag geworden”, De Standaard, 11 januari 2017.

[89] Struys, B., “Facebook en co pakken terreurpropaganda aan”, De Morgen, 7 december 2016.

Bergmans, E., “Is Twitter medeplichtig aan terreur”, De Standaard, 11 januari 2017.