4.3. Beslissing 2017-028: Klacht tegen VRT (‘Het Journaal’ – ÉÉN – 8 juni) kennelijk onontvankelijk

De VRM ontving een klacht tegen ‘Het Journaal’ (8 juni 2017, 19U, ÉÉN).  Volgens de klager is er bij het nieuwsitem ‘Ex-FBI-baas getuigt – Comey beschuldigt Trump van leugens’ sprake van “politieke filtering in het nieuws” omdat “VRT de essentiële conclusie [verzwijgt]”.

De klager omschrijft zijn belang als volgt: “Als Vlaams belastingbetaler heb ik er persoonlijk belang bij dat VRT de beheersovereenkomst o.m. inzake onpartijdigheid nakomt, en dat is ook het algemeen belang”.

Blijk geven van een benadeling of belang is volgens artikel 220, § 2, van het Mediadecreet een uitdrukkelijke voorwaarde voor de ontvankelijkheid van een klacht bij de kamer voor onpartijdigheid en bescherming van minderjarigen. Deze eis van benadeling of belang – die overigens niet geldt bij een klacht met betrekking tot de bepalingen over commerciële communicatie of boodschappen van algemeen nut voor de algemene kamer van de VRM – geeft aan dat de decreetgever de loutere hoedanigheid van kijker of luisteraar hier niet voldoende acht.

Om aan de vereiste van de ontvankelijkheid te voldoen, moet de klager een voldoende belang aantonen dat specifieker is dan het algemeen belang. De klager moet het bewijs leveren persoonlijk het slachtoffer te zijn of aantonen persoonlijk benadeeld te zijn m.b.t. de grief die hij ten aanzien van de betrokken uitzending aanvoert.

In zijn klacht geeft de klager niet aan op welke manier de uitzending van ‘Het Journaal’ (19u) op 8 juni 2017 hem persoonlijk benadeeld zou hebben. De loutere hoedanigheid van belastingbetaler is niet het belang dat de decreetgever voor ogen had als ontvankelijkheidsvoorwaarde voor klachten bij de kamer voor onpartijdigheid en bescherming van minderjarigen.

De voorzitter van de kamer voor onpartijdigheid en bescherming van minderjarigen verklaart de klacht kennelijk onontvankelijk.