4.1.8 Uitbreidingsmogelijkheden en beleidsaanbevelingen

4.1.8.1 Mogelijke maatregelen omtrent gatekeepers

De Vlaamse omroepwetgeving kent, net als in de meeste andere landen, geen beperkingen op verticale integraties tussen omroeporganisaties, dienstenverdelers en netwerkoperatoren (met uitzondering van wat hiervoor werd gesteld met betrekking tot DVB, de regionale televisieomroeporganisaties en onverminderd de toepassing van de algemene mededingingsregels). Daardoor kan er in principe een sterke verstrengeling van eigendom en participaties ontstaan tussen deze actoren, die enerzijds tot schaal- en efficiëntievoordelen kunnen leiden, maar die anderzijds risico’s op diverse concurrentieverstoringen doen toenemen. Het is aan het beleid om te zien hoe deze risico’s tot een minimum beperkt kunnen worden.

Maatregelen in het kader van de overname De Vijver Media door Telenet

Door de volledige overname van De Vijver Media nv door de Telenet Group Holding NV is een dienstenverdeler de volledige eigenaar geworden van een belangrijke televisieomroeporganisatie en een productiehuis.

De Belgische Mededinginsautoriteit maakte haar goedkeuring van de overname afhankelijk van het aangaan van een aantal verbintenissen. Die omvatten onder andere het engagement om aan distributeurs toegang te geven tot de omroepprogramma’s, om niet te discrimineren in geval van lancering van een nieuw aanbod, en om de kwaliteit van VIER, VIJF en ZES te handhaven.

Er is ook een verbintenis omtrent de Elektronische Programma Gids (EPG) en de user interface van het Telenet tv-platform. De bestaande voorgeprogrammeerde rangschikking in de EPG mag niet gewijzigd worden zonder objectieve rechtvaardiging en er is de garantie dat de EPG, de user interface en de aanbevelingen op een gelijkwaardige, niet-discriminerende manier opgesteld zal worden.

Nieuwe distributievergoedingen voor de zenders van De Vijver Media zullen niet gebruikt worden als maatstaf of vergelijkingspunt bij de onderhandeling van distributieovereenkomsten met derden.

Er is een verbintenis om toegang te verlenen tot het AVAD-platform (= het platform dat omroeporganisaties wiens zenders worden verdeeld op het kabeltelevisieplatform van Telenet toelaat om gerichte reclame te doen op de set-top-boxen van klanten van dit kabeltelevisieplatform) van Telenet, mits de betreffende zender een geloofwaardig en onderbouwd businessplan kan voorleggen op basis waarvan Telenet een marktconforme return on investment op drie jaar kan realiseren.

Er zullen geen (analyses van) kijkdata met betrekking tot de Vlaamse zenders en/of de daarmee verbonden diensten gedeeld worden met zenders van De Vijver Media of Woestijnvis en elke Vlaamse zender die daarom verzoekt kan toegang krijgen tot het kijkdataplatform van Telenet onder bepaalde voorwaarden.

Deze toezeggingen gelden voor zeven jaar. Een “monitoring trustee” (Advolis SA) werd aangesteld die toezicht moet houden op de naleving van de aangegane verbintenissen.

Toch lijken deze verbintenissen niet alle zorgen bij de omroepen weg te nemen. Er blijft een grote vrees bestaan dat de rol van Telenet als gatekeeper problematisch wordt.

Indien het Vlaamse beleid van oordeel is dat de risico’s op marktverstoring onvoldoende door de concurrentieautoriteiten werden ingedijkt, dan zou het bijkomende, meer verregaande wettelijke garanties kunnen inbouwen in de sectorspecifieke mediaregels, bijvoorbeeld door de verplichte invoering van Chinese Walls. Artikel 211 van het Mediadecreet, dat verplichtingen oplegt aan dienstenverdelers met betrekking tot voorwaardelijke toegangssystemen, zou aangevuld kunnen worden met confidentialiteitsverplichtingen, naar analogie met de voorwaarde die Ofcom in het Verenigd Koninkrijk in 2012 opnam in de regulering van decodersystemen voor digitale televisie. Een alternatieve interventie zou kunnen bestaan uit een verplichting tot niet-discriminerende ontsluiting van informatie voor iedere speler (eventueel door een aparte bedrijfsentiteit of onderneming).

Dit is grotendeels nog onontgonnen terrein en er zijn praktische moeilijkheden waarvoor weinig pasklare oplossingen voorhanden zijn.

Vermits er gehandeld wordt op een domein waar er zowel Vlaamse (omroep) als federale bevoegdheden van tel zijn (auteursrecht, mededinging), is overleg met het federale niveau aangewezen.

Prominence

Naar aanleiding van nieuwe interfaces bij dienstenverdelers Proximus en Telenet, met meer nadruk op niet-lineair tv kijken en programma’s i.p.v. lineair tv kijken via de EPG en omroepmerken, kwam er protest van de omroeporganisaties. Zij vrezen weggedrukt te worden als aggregator in de waardeketen naar de rol van producent, terwijl de dienstenverdeler meer en meer optreedt als curator en aggregator. Dit zou erop kunnen wijzen dat dienstenverdelers een cruciale positie als gatekeeper innemen. Bovendien zou dit de openbare omroep kunnen verhinderen om zijn taken van algemeen belang naar behoren te kunnen uitvoeren. Onlangs bereikten alle omroeporganisaties wel overeenkomsten met de dienstenverdelers. Deze problematiek stelt zich echter ook bij bepaalde niet-lineaire tv-diensten. Artikel 7bis van de AVMSD stelt dat “De lidstaten kunnen maatregelen nemen om passende aandacht voor audiovisuele mediadiensten van algemeen belang te waarborgen.” Enkele lidstaten maakten van dit artikel gebruik om lokale regelgeving uit te vaardigen.

Het beleid zou dus bepaalde maatregelen kunnen nemen om passende aandacht voor audiovisuele mediadiensten van algemeen belang te waarborgen.

4.1.8.2 Restricties aantal DAB+-omroepen

Het beleid stimuleert het gebruik van digitale radio. De landelijke private – en netwerkradio-omroepen worden decretaal verplicht om te investeren in DAB+, met het oog op een analoge switch-off. De ontwikkeling van DAB+ werd o.a. gestimuleerd om ervoor te zorgen dat de hoge concentratie bij de aggregatie in de radiosector, door de beperkte beschikbaarheid van radiospectrum, verminderd zou worden. Momenteel zien we dit echter niet gebeuren.

Ook het beschikbare DAB+-spectrum is niet oneindig. Momenteel is er op DAB+ plaats voor ca. 36 (landelijke) DAB+-kanalen. De regelgeving legt hierbij geen beperkingen op inzake het aantal DAB+-kanalen dat een radio-omroeporganisatie kan bezitten. Een radio-omroeporganisatie kan momenteel, zonder enig opportuniteitsoordeel en zolang er capaciteit beschikbaar is, bijkomende DAB+-kanalen de ether in sturen. Zo bezit de openbare omroep vandaag de dag 1/3de van de beschikbare DAB+-kanalen en DPG Media 9 van de ca 24 beschikbare DAB+-kanalen op de commerciële multiplexen (11A en 5A/5D).

Indien het beleid van oordeel is dat, door het ontbreken van een opportuniteitsoordeel, de beoogde beleidsdoelstelling in het gedrang komt, met name het bevorderen en stimuleren van meer concurrentie in het radiolandschap, kan overwogen worden om eigendomsbeperkingen in te voeren wat betreft het aantal kanalen per radio-omroeporganisatie.

4.1.8.3 Meer ruimte voor DAB+ creëren

In het verleden werd al aangegeven dat het technisch mogelijk zou zijn om frequentieblok 10, dat voorkomt in het frequentieplan van de Vlaamse Regering van 12 oktober 2007, en dat aan Norkring werd toegewezen voor DVB-T, op te delen in vier DAB+-frequentieblokken (10A, 10B, 10C en 10D). Momenteel is het niet mogelijk om DVB-T en DAB+-technologie te combineren in eenzelfde frequentieblok. Het is dus niet mogelijk om eventuele restcapaciteit van dat frequentieblok te laten gebruiken voor DAB-uitzendingen.

Een volledige herbestemming van DVB-T naar DAB+ zou de voor Vlaanderen beschikbare DAB+-capaciteit aanzienlijk verhogen, maar dit vereist wel een aanpassing van de regelgeving.

4.1.8.4 Hervormingen omtrent commerciële communicatie

Herkenbaarheid PP-logo

Net zoals reclame, sponsoring en telewinkelen is productplaatsing (product placement) één van de vormen van commerciële communicatie. Productplaatsing is aldus een vorm van commerciële communicatie die bestaat in het opnemen van of het verwijzen naar een product, dienst of merk binnen het kader van een televisieprogramma. In tegenstelling tot reclame wordt productplaatsing niet geplaatst binnen de reclameblokken.

Met het besluit van de Vlaamse Regering van 10 september 2010 werden regels opgelegd met betrekking tot het gebruik van een logo voor de aanduiding van productplaatsing. Zo vermeldt het besluit dat de omroeporganisaties de kijkers moeten wijzen op de aanwezigheid van productplaatsing in de programma’s, door het tonen van het PP-logo. In het besluit wordt ook bepaald op welke manier het logo in beeld moet worden gebracht.

Het logo werd ontwikkeld toen kijkers nog voornamelijk via het klassieke televisietoestel tv consumeerden. Vandaag de dag is de manier van kijken echter geëvolueerd. Het is onduidelijk of het PP-logo hier voldoende aan aangepast is. Daarbovenop zou het ook interessant zijn om eens stil te staan bij de effectiviteit van het PPlogo.

De VRM beveelt daarom aan het beleid aan om een onderzoek te voeren naar de herkenbaarheid en effectiviteit van het PP-logo.

Reclame voor specifieke producten

HFSS-voeding

Op nationaal en internationaal niveau bestaan er algemeen erkende richtsnoeren inzake voedingswaarde, zoals het model voor voedingsprofielen van het Regionaal Bureau voor Europa van de Wereldgezondheidsorganisatie, waarmee in de context van voor kinderen bestemde televisiereclame voor voedingsmiddelen een onderscheid wordt gemaakt tussen voedingsmiddelen op basis van de nutritionele samenstelling.

De lidstaten worden door de RL AVMD 2018 aangemoedigd te waarborgen dat zelf- en coregulering, onder meer via gedragscodes, worden benut voor het daadwerkelijk verminderen van de blootstelling van kinderen aan audiovisuele commerciële communicatie betreffende voedingsmiddelen en dranken die een hoog gehalte aan zout, suikers, vetten, verzadigde vetten of transvetzuren bevatten of die om andere redenen niet voldoen aan die nationale of internationale voedingsrichtsnoeren.

In dit kader stelt het Mediadecreet louter dat er een logo moet voorzien worden bij commerciële communicatie voor ‘suikerhoudend snoepgoed’. Veel voedingsmiddelen en dranken vallen hierbij niet onder de noemer ‘suikerhoudend snoepgoed’, maar bevatten wel een hoog gehalte aan zout, suikers en vetten.

Ook hierbij is het onduidelijk of de herkenbaarheid van dit logo is aangepast aan de nieuwe manier van kijken naar videocontent.

De VRM beveelt daarom aan om een onderzoek te voeren naar de effectiviteit van zelfregulering inzake de blootstelling van reclame over HFSS-voeding aan kinderen.

Kansspelen

Commerciële communicatie voor kansspelen is steeds meer aanwezig in het televisiebeeld en online. Kansspelen zijn pas toegankelijk vanaf een leeftijd van 18 jaar of 21 jaar. Deze commerciële communicatie wordt echter doorheen de hele dag vertoond. Ook rond sportwedstrijden waar vaak minderjarigen naar kijken wordt regelmatig commerciële communicatie voor kansspelen uitgezonden.

De VRM beveelt daarom aan om bepaalde modaliteiten (tijdstip van uitzending, max. aantal minuten, rond bepaalde programma’s) te voorzien in het Mediadecreet voor de vertoning van commerciële communicatie voor kansspelen.

Politieke commerciële communicatie

In 2018 stemden, op Europees niveau, vertegenwoordigers van online platformen, sociale netwerken en adverteerders in met een zelfregulerende praktijkcode om de verspreiding van online desinformatie en nepnieuws aan te pakken. Elk platform dat zich aan de Code bond, beloofde maandelijks rapportages te publiceren over de implementatie van de ‘Code of Practice’.

In overleg met de Europese Commissie geven dus enkele grote internationale spelers, zoals Google en Facebook, transparantie over politieke advertenties op hun platformen. Adverteerders moeten zich registreren alvorens ze dergelijke advertenties mogen ontplooien, en de platformen geven inzicht in welke advertenties er wanneer lopen, hoeveel er juist geïnvesteerd wordt en wie dat betaalt. Politieke advertenties worden ook duidelijk zo aangeduid op hun platformen.

Dit veroorzaakt een ongelijk speelveld met politieke advertenties op andere digitale mediaplatformen, zoals bijvoorbeeld nieuws- of televisiewebsites. Tijdens de meest recente verkiezingscampagnes werden die websites veelvuldig gebruikt voor politieke advertentiecampagens. In het kader van mediaconcentratie kan een risico ontstaan doordat hier onvoldoende transparantie over is. Dit zorgt ervoor dat bepaalde media afhankelijk zouden kunnen zijn van advertentie-inkomsten van bepaalde politieke actoren.

De VRM beveelt daarom aan om hier ook gelijkaardige transparantieverplichtingen op te leggen.

In hetzelfde kader is politieke commerciële communicatie toegelaten altijd en op alle platformen, behalve tijdens de sperperiode op radio en televisie. Dit zorgt tevens voor een ongelijk speelveld.

4.1.8.5 Onduidelijk onderscheid ‘dienstenverdeler’ en ‘videoplatformdienst’ kan leiden tot bijkomende verplichtingen voor dienstenverdelers

Het huidige begrip dienstenverdeler in het Mediadecreet en het nieuwe begrip videoplatformdienst in de RL AVMD 2018 overlappen elkaar wanneer ze toegepast worden op de huidige mediadiensten.

Een dienstenverdeler levert omroepdiensten aan het publiek. Een videoplatformdienst biedt o.m. programma’s aan het algemene publiek, waarvoor de videoplatformdienst zelf ook geen redactionele verantwoordelijkheid draagt. De videoplatformdienst bepaalt wel de organisatie van de content.

Indien een dienstenverdeler ook beschouwd kan worden als een videoplatformdienst, zal dit bijkomende verplichtingen opleveren voor de dienstenverdeler.

De VRM beveelt daarom aan om bij de omzetting van het begrip videoplatformdienst ook rekening te houden met de mogelijke gevolgen hiervan op de dienstenverdelers.