1.2. Productstrategie

SD24: De VRT stelt jaarlijks haar productiestrategie vast.

OD.24.1.: Deze productiestrategie maakt deel uit van het meerjarenplan en ondernemingsplan van de VRT en wordt in dat kader jaarlijks goedgekeurd door de Raad Van Bestuur.

De VRT geeft aan dat in 2009 een productiestrategie werd uitgetekend, die eind 2012 verder scherp werd gesteld.

Daarbij waren er drie uitgangspunten: een nauwe, vruchtbare samenwerking tussen Media, Productie en OA, een sterk intern productiehuis met minder hiërarchie en meer ruimte voor creativiteit. Om dat te kunnen realiseren, werd een transformatietraject opgesteld waarbij de voormalige productiehuizen Jong, Cultuur en Het Televisiehuis werden eengemaakt tot het productiehuis VRT Televisie. Hierdoor kon er nog beter worden ingezet op creativiteit en talent. De eenmaking zorgde er ook voor dat er voor de medewerkers meer mobiliteit mogelijk was over de grenzen van genres en zenders heen.

In lijn met de productiestrategie waarin gepleit wordt voor een vruchtbaar ecosysteem werden de samenwerkingen met externe productiehuizen in een aantal Eén-programma’s voortgezet:

  • Iedereen beroemd werd gemaakt door het intern productiehuis VRT Televisie in samenwerking met het externe productiehuis De Chinezen.
  • Eyeworks was de producent van Café Corsari (Eén), maar werkte daarvoor samen met het eigen interne productiehuis.
  • De fictiereeks De Ridder (Eén) was een coproductie van VRT en Eyeworks.

Conclusie:

 

SD25: De VRT beschikt over een sterk intern productiehuis.

OD25.1.:  De VRT zorgt ervoor dat zij steeds de competenties zelf ter beschikking heeft om het aandeel intern geproduceerde programma’s dat is vastgelegd in de productiestrategie zelf in te vullen.

  • Nieuws- en duidingsprogramma's worden steeds intern geproduceerd.

  • Radioprogramma’s worden voor minstens 90% intern geproduceerd.

  • Een brede waaier aan genres van televisieprogramma’s wordt intern en extern geproduceerd. De verhouding bedraagt minstens 25% externe productie, maximum 75% interne productie van het televisieproductiebudget.

Om deze maatstaf te behalen, dient de VRT:

  1. Nieuws- en duidingsprogramma's steeds intern te produceren;
  2. Radioprogramma’s voor minstens 90% intern te produceren;
  3. een brede waaier aan genres van televisieprogramma’s intern en extern te produceren. De verhouding bedraagt minstens 25% externe productie, maximum 75% interne productie van het televisieproductiebudget

De VRT stelt dat de nieuws-, duidings- en cultuurprogramma's op radio en televisie (en aanvullend op de online platformen) in 2013 allemaal intern werden geproduceerd.

Met uitzondering van “Belgasport” (3 nieuwe afleveringen), de reeks ‘Karakters’ en de buitenlandse, kant en klaar aangekochte documentaires bij Canvas werden alle sportprogramma’s op radio en televisie in 2013 intern geproduceerd.’

De VRT produceerde in 2013 100% van de uitgezonden radioprogramma’s zelf.

De externe productiehuizen produceerden in 2013 33,9% van de uitgezonden televisieprogramma’s (basis televisieproductiebudget). 66,1% werd intern gemaakt. De voormalige productiehuizen Jong, Cultuur en Het Televisiehuis werden eengemaakt tot het productiehuis VRT Televisie. Dit productiehuis leverde in 2013 een brede waaier aan kwalitatieve programma’s in verschillende genres van fictie tot magazines. VRT Televisie lanceerde in 2013 en aantal nieuwe succesvolle en originele titels op de verschillende netten: Voor Hetzelfde Geld (één), De Ridder (één), Alleen Elvis Blijft Bestaan (Canvas), De Omgekeerde Quiz (Ketnet), De Televisieroute (één), Land in de kering (Canvas), Liefde in tijden van kanker (Canvas), Stroom van Talent (Canvas).

Conclusie:

 

SD26: De VRT draagt bij tot een sterke Vlaamse audiovisuele productiesector.

OD26.1.: De VRT besteedt minstens 25% van haar televisieproductiebudget aan bestellingen bij externe productiehuizen.

OD26.2.: De VRT sluit geen exclusiviteitscontracten af met productiehuizen. De VRT kan wel preferentiële partnerships sluiten met productiehuizen en schermgezichten, die een eigen creativiteit bieden en eigen formats ontwikkelen. Daarnaast geeft de VRT ook open briefings aan de hele markt en hanteert hierbij transparante criteria om alle productiehuizen de mogelijkheid te geven zich creatief te ontwikkelen.    

OD26.3: De VRT zet, al dan niet in het kader van het Mediafonds, coproducties op met externe productiehuizen rond de genres fictie, documentaire en animatie voor zover deze coproducties budgettair en programmatorisch passen binnen de VRT-netten.

Om deze maatstaf te behalen, dient de VRT:

  1. minstens 25% van haar televisieproductiebudget aan bestellingen bij externe productiehuizen uit te besteden
  2. geen exclusiviteitscontracten af te sluiten met productiehuizen. De VRT kan wel preferentiële partnerships sluiten met productiehuizen en schermgezichten, die een eigen creativiteit bieden en eigen formats ontwikkelen. Daarnaast geeft de VRT ook open briefings aan de hele markt en hanteert hierbij transparante criteria om alle productiehuizen de mogelijkheid te geven zich creatief te ontwikkelen;
  3. coproducties op te zetten met externe productiehuizen rond de genres fictie, documentaire en animatie voor zover deze coproducties budgettair en programmatorisch passen binnen de VRT-netten.

De VRT geeft aan de Vlaamse media-industrie in 2013 op verschillende manieren te hebben ondersteund:

  • via rechtstreekse productiebestellingen bij onafhankelijke productiehuizen
  • via strategische partnerschappen met een aantal onafhankelijke productiehuizen
  • via ontwikkelingsgelden
  • via coproducties
  • via bestellingen bij facilitaire bedrijven
  • via de samenwerking met het Vlaams Audiovisueel Fonds.

Bestellingen bij externe productiehuizen

De Vlaamse onafhankelijke productiehuizen leverden diensten aan de VRT in 2013 voor 33,9% van het televisieproductiebudget van de VRT.

Samenwerking met externe productiehuizen

De VRT had in 2013 geen exclusiviteitscontracten met onafhankelijke productiehuizen. Ze had met 7 productiehuizen wel strategische partnerschappen (niet-exclusieve langdurige overeenkomsten), namelijk met Alaska TV, De Chinezen, De Filistijnen, De Mensen, Hotel Hungaria, Koeken Troef en Studio 100. De VRT had in 2013 ook een langdurige overeenkomst met 26 schermgezichten.[1]

Voor de toewijzing van producties aan andere Vlaamse, onafhankelijke productiehuizen hanteerde de VRT open briefings en transparante criteria. Naast de productiehuizen met wie de VRT een strategisch partnerschap had, zond VRT in 2013 programma’s uit van nog 26 externe productiehuizen, namelijk: 3Keys, Associate Directors, BGoodMedia, Bonka Circus, Borgerhoff & Lamberigts, Bulletproof Cupid, De Raconteurs, De TV-Makers, Elisabeth, Eyeworks, Fobic Films, Geronimo, Kanakna, Lionheart Producties, Mamzels, Off World, Ristretto, Seamonster, Skyline, Spijkerdocs, Sputnik, Storyrunner, Sultan Sushi, Sylvester, Willy Van Craen NV en Woestijnvis.

De VRT zond in 2013 dus nieuwe producties uit van 33 Vlaamse onafhankelijke productiehuizen (26 productiehuizen via open briefings + 7 strategische partnerships).

Verder heeft  VRT een ontwikkelingsfonds om de ontwikkeling van mediaconcepten en formats te ondersteunen. In 2013 werd 582.763 euro uit dit ontwikkelingsfonds onder onafhankelijke productiehuizen verdeeld.[2]Daarnaast stelde VRT, gekoppeld aan een participatie in het productiehuis, een creatief- en innovatiebudget ter beschikking van de Chinezen. De Chinezen droegen eveneens bij tot dat budget. VRT ging in 2013 een participatie van 10% aan.

Coproducties rond specifieke genres

De VRT zette in 2013 samen met het VAF 23 coproducties op met externe productiehuizen rond drie genres:

  • Fictie: Bevergem, Vriendinnen, Marsman, Verloren brood, Voor wat hoort wat
  • Documentaire: De laatste benen, Onze jongens, Grand Central Belge, Archibelge! Het lelijkste land ter wereld, Brave Little Belgium, Barber Shop, België: scherpgesteld, Paleis Royal, Surplace,
  • Animatie: Monsterdokter, Henny de heks en Helmer, Rintje, BaDaBoo, Roger Flambé, Dimitri, Bo’s bazaar, Joe de Eskimo, Mannetje Koek

[1] Het gaat hierbij enkel over televisiegezichten, niet over bijvoorbeeld radiopresentatoren

[2] Dit is minder dan in 2012. Toen lang het bedrag uitzonderlijk hoog omdat het voor VRT noodzakelijk was om extra te investeren in ontwikkeling van formats gezien de concurrentiestrijd die het toen versterkt televisielandschap met zich meebracht.

 

Conclusie:

 

SD27: De VRT draagt bij tot de uitstraling van de Vlaamse identiteit.

OD27.1:Het aandeel van de Vlaamse TV-producties en van de coproducties bedraagt ten minste 65% van de totale output op de VRT-televisiekanalen één en Canvas, uitgezonden tussen 18 uur en 23 uur.   

OD27.2:De VRT investeert in Vlaamse fictie, documentaire en animatie, al dan niet in samenwerking met het VAF. Voor de realisatie van deze doelstelling zal de VRT een beroep kunnen doen op alle financieringsinstrumenten die door de Vlaamse Gemeenschap worden ontwikkeld, voor zover VRT aan de toekenningsvoorwaarden voldoet.

Om deze maatstaf te behalen, dient:

  1. het aandeel van de Vlaamse tv-producties en van de coproducties ten minste 65% te bedragen van de totale output op de VRT-televisiekanalen één en Canvas, uitgezonden tussen 18 uur en 23 uur;
  2. de VRT te investeren in Vlaamse fictie, documentaire en animatie, al dan niet in samenwerking met het VAF.
1. Aandeel Vlaamse TV-producties en coproducties

De VRT zond in 2013 64,3% Vlaamse tv- en coproducties uit op Eén en Canvas tussen 18 en 23u. Met dit percentage voldoet de VRT net niet aan de in de beheersovereenkomst afgesproken doelstelling van 65%. Er was wel een duidelijke stijging: terwijl het aandeel in 2012 nog 61,8% bedroeg was het tegen december 2013 gestegen tot 67,4%. Vanaf september 2013 lag het percentage Vlaamse producties steeds boven 66,4%. De oorzaak van het te lage aandeel op jaarbasis was het nieuwe, extra slot dat Canvas (sinds de ontkoppeling in 2012 van Canvas en Ketnet) kreeg tussen 18 en 20 uur. In dat tijdsblok werden in 2013 meer buitenlandse aangekochte reeksen geprogrammeerd. Daardoor daalt het aandeel Vlaamse producties verhoudingsgewijs t.o.v. 2011, ook al zijn er in absolute cijfers meer Vlaamse producties.

2. Investeren in Vlaamse fictie, documentaire en animatie

In 2013 verleende het Vlaams Audiovisueel Fonds financiële steun aan 23 Vlaamse televisieproducties voor de VRT: 5 fictiereeksen, 9 documentaire reeksen en 9 animatiereeksen. Deze 23 Vlaamse televisieproducties werden in coproductie met het VAF gerealiseerd door Vlaamse onafhankelijke productiehuizen:

  • Fictie: Bevergem, Vriendinnen, Marsman, Verloren brood, Voor wat hoort wat
  • Documentaire: De laatste benen, Onze jongens, Grand Central Belge, Archibelge! Het lelijkste land ter wereld, Brave Little Belgium, Barber Shop, België: scherpgesteld, Paleis Royal, Surplace
  • Animatie: Monsterdokter, Henny de heks en Helmer, Rintje, BaDaBoo, Roger Flambé, Dimitri, Bo’s bazaar, Joe de Eskimo, Mannetje Koek

Conclusie:

 

SD28: De VRT hanteert het begrip van “maatschappelijk verantwoord ondernemen” in haar contractuele relaties met de externe productiehuizen en leveranciers en stimuleert hierdoor ook eerlijke concurrentie binnen de sector. 

OD28.1.: De VRT hanteert marktconforme tarieven.

OD28.2.: De VRT bedingt van haar medecontractanten dat de geldende sociale wetgeving van toepassing is bij uitvoering van opdrachten. De VRT streeft ernaar om de uitvoering van deze contractuele afspraak na te gaan bij de externe productiehuizen.

OD28.3.: De VRT speelt een voortrekkersrol in het opstellen van een sociaal charter binnen de sector.  De VRT zal voor 30 juni 2012 het initiatief nemen om met de audiovisuele sector tot afspraken te komen.

OD28.4: De VRT hanteert een transparante rechtenverdeling en een billijke inkomstenverdeling tussen haarzelf en externe producenten. Dit wordt besproken in overleg met de vertegenwoordigers van de productiesector, met als doelstelling om te komen tot een aantal basisafspraken.

OD28.5: De VRT draagt de eindverantwoordelijkheid voor de financiering van haar interne en externe producties. Dit betekent, in lijn met artikel 91 van het mediadecreet, dat de inhoud  en de programmering nooit dusdanig beïnvloed worden door de financiering en dat derhalve de VRT de verantwoordelijkheid over haar programmering draagt en de redactionele onafhankelijkheid van de VRT niet mag worden aangetast.

Om deze maatstaf te behalen, dient de VRT:

  1. marktconforme tarieven te hanteren;
  2. te bedingen dat de geldende sociale wetgeving van toepassing is bij uitvoering van opdrachten van haar medecontractanten;
  3. een voortrekkersrol te spelen in het opstellen van een sociaal charter binnen de sector en de VRT zal voor 30 juni 2012 het initiatief nemen om met de audiovisuele sector tot afspraken te komen;
  4. een transparante rechtenverdeling en een billijke inkomstenverdeling tussen haarzelf en externe producenten te hanteren;
  5. de eindverantwoordelijkheid voor de financiering van haar interne en externe producties te dragen.
1. Marktconforme tarieven

De VRT paste in 2013 de wetgeving op de overheidsopdrachten strikt toe en hanteerde op die manier marktconforme tarieven.

De VRT werkte steeds met marktraadplegingen (aanbestedingen of offerteaanvragen) voor specifieke dossiers of raamovereenkomsten. Hierdoor konden toewijzingen steeds correct gebeuren omdat er steeds duidelijke selectie- en gunningscriteria werden geformuleerd en waren prijzen steeds helder en vergelijkbaar tussen de verschillende inschrijvers.

2 - 3. Sociale wetgeving en sociaal charter

In de algemene voorwaarden van alle contracten met externe productiehuizen en leveranciers werden in 2013 bepalingen opgenomen die de toepassing van de geldende sociale wetgeving bedingen en de naleving van de principes van maatschappelijk verantwoord ondernemen.

Daarnaast heeft de VRT samen met de audiovisuele sector een sociaal charter[1] afgesloten dat de toepassing van de sociale wetgeving moet waarborgen bij productiehuizen. Dit was het resultaat van verschillende gesprekken tussen SBS, Medialaan, VOTP en VOTF (gefaciliteerd door Mediarte), verdere besprekingen in werkgroepen en de inlichting van de sociale partners. Op 3 december 2013 werd dit Sociaal Charter door vertegenwoordigers uit de audiovisuele sector, in aanwezigheid van de Minister van Media, Ingrid Lieten, ondertekend. Met een reeks gedragsregels in verschillende sociale domeinen (opleiding, werkomstandigheden, verhouding werk-privé, …) engageren de partners zich zo om sociaal verantwoord te ondernemen. Er werd ook afgesproken dat een permanent overlegplatform sociale thema’s uit de sector zal blijven bespreken.

Met het charter willen de Vlaamse en regionale omroepen, individuele audiovisuele bedrijven, beroepsverenigingen, koepelorganisaties en vakbonden:

  • De spelers in de sector aansporen de geldende sociale wetgeving in de audiovisuele sector te      respecteren
  • Eventuele tekortkomingen in de sociale wetgeving via een breed platform bespreekbaar te maken
  • Faire concurrentie tussen de verschillende spelers in de sector garanderen
  • De leefbaarheid voor de betrokkenen in de sector verbeteren
  • Borg staan voor aantrekkelijke en duurzame loopbanen.
4. Transparante rechtenverdeling en billijke inkomstenverdeling

In  september 2011 werden in overleg met het VOTP nieuwe algemene voorwaarden vastgelegd van toepassing op externe producties. Deze bleven in 2013 zonder meer van kracht voor alle externe producties waarvoor een productieovereenkomst werd afgesloten.

Naast algemene en operationele bepalingen, bevatten deze algemene voorwaarden een rechtenregeling bij externe producties. De conceptrechten, audiovisuele en niet- audiovisuele exploitatierechten op deze producties werden in dit document verduidelijkt: De inkomstenverdeling werd bepaald via een waarderingsmatrix met een aantal parameters. Voor elke overeenkomst werd een positionering in de waardenmatrix bepaald, zodat ook de verdeelsleutel m.b.t. de inkomsten gekend was voor elke productie.

5. Eindverantwoordelijkheid financiering

De VRT draagt de eindverantwoordelijkheid over haar programmering en vrijwaart de redactionele onafhankelijkheid van de programma’s.

Zowel in het beleidskader voor samenwerkingen voor de radioprogramma’s als in het beleidskader m.b.t. institutionele financiering voor televisieprogramma’s wordt de nadruk gelegd op die redactionele onafhankelijkheid.

Bij institutionele financiering waakte de VRT er zorgvuldig over dat de producties steeds onafhankelijk en redactioneel autonoom werden gemaakt en dat het VRT-programmacharter werd nageleefd. Om die reden moesten samenwerkingsovereenkomsten van externe producenten met institutionele partners ook ter medeondertekening voorgelegd worden aan de VRT. Als productplacement in televisieprogramma’s van externe productiehuizen voorkwam, moest VRT die ook goedkeuren.

In de overeenkomsten die de VRT zelf aanging met institutionele partners of met adverteerders m.b.t. productplacement, werd de redactionele autonomie uitdrukkelijk gestipuleerd.

 

Conclusie: