8.1. Nieuwe uitdagingen volgend uit het Mediadecreet

Door recente wijzigingen aan de regelgeving ziet de VRM zich op korte termijn met volgende uitdagingen geconfronteerd:

1. Toezicht op de naleving van de ondertitelingsplicht door omroepen (artikel 151 van het Mediadecreet)

Artikel 151 van het Mediadecreet werd gewijzigd bij decreet van 13 juli 2012 (publicatiedatum: 17 augustus 2012) en legt de ondertitelingsplicht van de journaals door de regionale televisieomroeporganisaties decretaal vast vanaf 20 uur. Voorheen was deze plicht enkel vastgelegd in de akkoorden tussen de regionale televisieomroeporganisaties en de Vlaamse regering waarin er een financiële betoelaging werd voorzien voor de ondertiteling.

De VRM ziet in toepassing van dit artikel eveneens toe op de naleving van de ondertitelingsplicht van de uitzendingen van de journaals en de actualiteitenprogramma’s door private televisieomroeporganisaties die een gemiddeld marktaandeel van 2% halen.

Op 14 december 2012 heeft de Vlaamse Regering een besluit genomen betreffende de vastlegging van een tijdspad en quota voor het toegankelijk maken van omroepprogramma’s en betreffende het verstrekken van subsidies ter uitvoering van bovengenoemd artikel 151 (publicatiedatum: 19 december 2012).

2. Decreet ‘signaalintegriteit’

Op 10 juli 2013 heeft de plenaire vergadering van het Vlaams Parlement een voorstel van decreet aangenomen houdende wijziging van artikel 180 van het Mediadecreet (afgekondigd door de Vlaamse Regering op 19 juli 2013).

Het decreet bepaalt dat elke functionaliteit die een dienstenverdeler aanbiedt en die het mogelijk maakt om de lineaire televisieprogramma’s op een uitgestelde, verkorte of gewijzigde manier te bekijken, onderworpen is aan de voorgaande toestemming van de betrokken (Vlaamse) televisieomroeporganisatie.

Dit betekent dat de functionaliteit met betrekking tot ‘uitgesteld kijken’ is onderworpen aan de voorafgaande toestemming van de televisieomroeporganisatie.

Als binnen de drie maanden geen overeenkomst tussen dienstenverdeler en omroeporganisatie wordt bereikt, wordt een bemiddelingsprocedure opgestart. Het verzoek om een bemiddelingsprocedure op te starten gebeurt per aangetekend schrijven aan de voorzitter van de Raad van Bestuur van de VRM.

Indien de bemiddelingsprocedure, die maximaal drie maanden kan duren, niet leidt tot een akkoord tussen de partijen, formuleert de bemiddelaar een advies tot besluit van de bemiddelingsopdracht. De meest gerede partij kan de zaak aanhangig maken bij de bevoegde rechtscolleges.

De rol van de VRM in deze procedure werd in het uitvoeringsbesluit, dat op 4 december 2013 in het Belgisch Staatsblad werd gepubliceerd, nader bepaald.

3. Voorontwerp van decreet ‘regionale omroeporganisaties’ – vergoedingen regionale televisieomroeporganisaties

Op 19 juli 2013 heeft de Vlaamse Regering haar principiële goedkeuring gehecht aan een voorontwerp van decreet houdende wijziging van diverse bepalingen over de regionale omroeporganisaties van het Mediadecreet.

De essentie van de aangebrachte wijzigingen aan het Mediadecreet kunnen als volgt worden samengevat:

  • de decretale verankering van de samenwerkingsovereenkomsten tussen de regionale omroepen en de Vlaamse Regering;
  • de invoering van de mogelijkheid voor een regionale omroeporganisatie (hierna: regionale omroep) om een exploitatieovereenkomst af te sluiten met een exploitatiemaatschappij;
  • de regionale omroepen, die aan bepaalde voorwaarden voldoen (zie aandachtspunt hierboven) worden door de dienstenverdelers vergoed op basis van hun bereik binnen hun zendgebied.

De algemene kamer van de VRM krijgt de opdracht om de hierboven bedoelde vergoedingen te berekenen op basis van de bereikcijfers die door de dienstenverdelers aan de VRM worden meegedeeld.

4. Voorontwerp van decreet ‘stimuleringsregeling voor de audiovisuele sector’

Op 19 juli 2013 heeft de Vlaamse Regering haar principiële goedkeuring gehecht aan een voorontwerp van decreet, tot wijziging van het Mediadecreet, dat voorziet in een investeringsplicht voor de dienstenverdelers in de audiovisuele sector.

De voorgestelde stimuleringsregeling is gebaseerd op het reeds bestaande regime in de Franse Gemeenschap in die zin dat de dienstenverdeler die participeert aan de productie van audiovisuele werken de keuze krijgt om dit te doen ofwel onder de vorm van coproductie, ofwel onder de vorm van gelijkaardige financiële bijdrage aan het Mediafonds.

De dienstenverdeler brengt hiertoe jaarlijks onder meer de VRM op de hoogte van het aantal abonnees in het Nederlandse taalgebied en de door hem gekozen vorm van deelname.