2.2. Het reglementair kader

2.2.1. Wijziging Mediadecreet in 2013

Het Mediadecreet is, in zeer beperkte mate, gewijzigd door het Auditdecreet van 5 juli 2013[1]. In het Mediadecreet wordt (onder de titel: 'toezicht VRT') niet langer verwezen naar de ‘entiteit Interne Audit van de Vlaamse Gemeenschap’, maar wel naar het nieuwe intern verzelfstandigd agentschap 'Audit Vlaanderen'.

Het Mediadecreet is ook gewijzigd bij decreet van 19 juli 2013[2] betreffende de ‘signaalintegriteit’ waarmee bijkomende bepalingen in het Mediadecreet zijn opgenomen voor dienstenverdelers.

Dienstenverdelers moeten de lineaire televisieomroepprogramma’s (en de bijbehorende diensten, zoals ondertiteling) die deel uitmaken van hun aanbod van televisiediensten in de Vlaamse Gemeenschap onverkort, ongewijzigd en in hun geheel doorgeven op het ogenblik dat ze worden uitgezonden.

Ook is bepaald dat een dienstenverdeler slechts aan de eindgebruiker functionaliteiten mag aanbieden om lineaire televisieomroepprogramma’s op een uitgestelde, verkorte of gewijzigde wijze te bekijken, na voorafgaande toestemming van de betrokken televisieomroeporganisatie. In het geval een akkoord hierover leidt tot financiële vergoedingen van de dienstenverdelers aan de televisieomroeporganisaties moeten deze vergoedingen worden aangewend voor de bevordering van Nederlandstalige Europese producties.

Indien er geen overeenkomst over de toestemming kan worden gesloten binnen een termijn van drie maanden kunnen de partijen een beroep doen op bemiddeling. Deze bemiddelingsprocedure, die maximaal drie maanden mag duren, wordt nader beschreven in het besluit van de Vlaamse Regering van 8 november 2013[3]. Een verzoek om een bemiddelingsprocedure op te starten dient te worden gericht aan de voorzitter van de Raad van Bestuur van de VRM.

Ook over bestaande functionaliteiten dienen de dienstenverdelers alsnog een akkoord te sluiten met de betrokken televisieomroeporganisatie. Het recht op het aanbieden van deze functionaliteiten vervalt pas indien noch drie maanden onderhandelen noch een daaropvolgend beroep op de bemiddelingsprocedure leidt tot een akkoord tussen de partijen. 


[1] Decreet  5 juli 2013 houdende de organisatie van audittaken bij de Vlaamse administratie en de lokale besturen en tot wijziging van het kaderdecreet bestuurlijk beleid van 18 juli 2003, het Gemeentedecreet van 15 juli 2005, het Provinciedecreet van 9 december 2005, het decreet van 19 december 2008 betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, het decreet van 27 maart 2009 betreffende radio-omroep en televisie, het decreet van 8 juli 2011 houdende regeling van de begroting, de boekhouding, de toekenning van subsidies en de controle op de aanwending ervan, en de controle door het Rekenhof en het decreet van 13 juli 2012 houdende bepalingen tot begeleiding van de tweede aanpassing van de begroting 2012, BS 2 augustus 2013 (ed. 2).
Dit decreet is in werking getreden op 1 januari 2014, zoals bepaald in het Besluit van de Vlaamse Regering van 18 oktober 2013 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap « Audit Vlaanderen » en tot wijziging van diverse besluiten, BS 27 november 2013.

[2] Decreet 19 juli 2013 houdende wijziging van het decreet van 27 maart 2009 betreffende radio-omroep en televisie, BS 13 augustus 2013 (ed. 2).

[3] Besluit 8 november 2013 van de Vlaamse Regering betreffende de uitwerking van de voorwaarden voor een bemiddelingsprocedure conform artikel 180 van het decreet van 27 maart 2009 betreffende radio-omroep en televisie, BS 4 december 2013 (ed. 2)

2.2.2. Erkenningen lokale radio-omroeporganisaties

Bij ministeriële besluiten van 22 juli 2013 zijn acht nieuwe lokale radio-omroeporganisaties erkend. Deze nieuwe erkenningen gelden tot 25 september 2016. Dan lopen ook alle reeds bestaande erkenningen en vergunningen van particuliere radio-omroeporganisaties af.

Deze beperkte erkenningsronde was opgestart met een bericht in het Belgisch Staatsblad van 10 april 2013[4] en had betrekking op acht frequenties die niet meer in gebruik waren (één frequentie die nooit werd toegekend en zeven frequenties die werden ingetrokken door de VRM). Aanvragen tot erkenning als lokale radio-omroeporganisatie moesten worden ingediend bij de VRM.


[4] Bericht 29 maart 2013 van de Vlaams minister van Innovatie, Overheidsinvesteringen, Media en Armoedebestrijding, I. Lieten betreffende de erkenning als lokale radio-omroeporganisatie, BS 10 april 2013.

2.2.3. Vaststelling 'must carry'-netwerken

Bij besluit van 22 november 2013[5] heeft de Vlaamse Regering de netwerken opnieuw vastgesteld die voor een significant aantal eindgebruikers het belangrijkste middel zijn om omroepprogramma’s te ontvangen (de ‘must carry’-netwerken). Deze netwerken worden ten minste om de drie jaar vastgelegd door de Vlaamse Regering op advies van de VRM. Door het nieuwe besluit worden Tecteo, Coditel Brabant en Telenet als ‘must carry’-netwerken aangeduid en wordt het vorige besluit van 10 december 2010[6] opgeheven. 

De dienstenverdelers die van deze netwerken gebruik maken zijn verplicht om bepaalde omroepprogramma’s door te geven.


[5] Besluit 22 november 2013 van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van de netwerken die voor een significant aantal eindgebruikers het belangrijkste middel zijn om omroepprogramma's te ontvangen, BS 18 december 2013.

[6] Besluit 10 december 2010 van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van de netwerken die voor een significant aantal eindgebruikers het belangrijkste middel zijn om omroepprogramma’s te ontvangen, BS 14 januari 2011.

2.2.4. Wijzigingen Mediadecreet in 2014

Het Mediadecreet is gewijzigd door twee decreten van 17 januari 2014. 

Het eerste decreet van 17 januari 2014 handelt over diverse bepalingen [7].  In de eerste plaats wordt hiermee artikel 2 van de richtlijn Audiovisuele Mediadiensten[8] alsnog in het Mediadecreet opgenomen. Daarmee wordt vastgelegd welke televisieomroeporganisaties onder de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap vallen.

Ook wordt de evenementenregeling op een meer samenhangende wijze geregeld. Een aantal bepalingen uit het evenementenbesluit van 28 mei 2004[9] worden in het decreet hernomen.
En ten slotte wordt een bepaling toegevoegd die verduidelijkt dat de beperking tot één derde voor exclusief gebruik van digitale capaciteit – van een etheromroepnetwerk door een dienstenverdeler - niet geldt voor het uitzenden van vrij te ontvangen radio-omroepprogramma’s.

Het Mediadecreet werd op 17 januari 2014 tevens gewijzigd door het decreet tot invoering van een stimuleringsregeling voor de audiovisuele sector [10]. Hiermee wordt in het Mediadecreet voor dienstenverdelers de verplichte deelname aan de productie voor audiovisuele diensten ingevoerd. Iedere dienstenverdeler die Vlaamse omroepdiensten, op lineaire of niet-lineaire wijze ter beschikking stelt van het publiek, moet deelnemen aan de productie van audiovisuele werken, ofwel onder de vorm van een finan­ciële bijdrage aan de coproductie van audiovisuele werken, ofwel onder de vorm van een gelijkwaardige financiële bijdrage aan het Vlaams Audiovisueel Fonds. Dit bedrag bedraagt 3 miljoen euro per jaar of 1,3 euro per abonnee in het Nederlandse taalgebied.

De coproductieprojecten worden voor beoordeling van de ontvankelijkheid en erkenning voorgelegd aan de VRM.

De Vlaamse Regering zal de nadere modaliteiten uitwerken in een besluit.

Op 18 december 2013 werd bij het Vlaams Parlement een ontwerp van decreet ingediend dat tot doel heeft om verschillende bepalingen uit het Mediadecreet met betrekking tot regionale televisieomroeporganisaties te wijzigen[11]. Het decreet werd op 12 februari 2014 aangenomen in de plenaire vergadering.

De voorgestelde decretale regeling wil economisch leefbare regionale televisie stimuleren en aanzetten tot een groot kijkbereik. Hiertoe zou onder meer het principe van vijfjarige samenwerkingsovereenkomsten tussen de regionale televisieomroeporganisaties en de Vlaamse Regering m.b.t. voorwaarden om subsidies te krijgen decretaal worden verankerd.

Ook krijgen de regionale televisieomroeporganisaties de mogelijkheid om een overeenkomst te sluiten met een exploitatiemaatschappij voor de commerciële exploitatie van hun omroepprogramma's.  De regionale televisieomroeporganisaties zullen bovendien in de toekomst door de dienstenverdelers worden vergoed op basis van de bereikmeting van hun omroepprogramma’s (die door de VRM wordt berekend), in bepaalde gevallen onder de voorwaarde van het sluiten van een exploitatieovereenkomst met een exploitatiemaatschappij (enkel verplicht bij sterk dalend bereik). 


[7] Decreet 17 januari 2014 tot wijziging van het decreet van 27 maart 2009 betreffende radio-omroep en televisie, BS 11 februari 2014 (ed.2).

[8] Richtlijn nr. 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad, 10 maart 2010 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten), gecodificeerde versie, Pb. L. 15 april 2010, afl. 95, 1.

[9] Besluit 28 mei 2004 van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van de lijst van evenementen van aanzienlijk belang voor de samenleving, BS 19 augustus 2004.

[10] Decreet 17 januari 2014 tot wijziging van het decreet van 27 maart 2009 betreffende radio-omroep en televisie, houdende invoering van een stimuleringsregeling voor de audiovisuele sector, BS 12 februari 2014.

[11] Ontwerp van decreet houdende wijziging van diverse bepalingen over de regionale televisieomroeporganisaties van het decreet van 27 maart 2009 betreffende radio-omroep en televisie, http://www.vlaamsparlement.be/Proteus5/showParlInitiatief.action?id=906931