4.5.3 Uitbreidingsmogelijkheden en beleidsaanbevelingen

4.5.3.1 Bijkomende bevoegdheden betreffende privacybescherming voor de VRM

Door het gebruik van nieuwe technologieën (sociale media, interactieve digitale tv) geeft de gebruiker- al dan niet bewust- veel persoonlijke informatie vrij. Wanneer deze informatie verzameld wordt, heeft ze potentieel een enorme waarde. Dit gebeurt momenteel al in enkele testprojecten van dienstenverdelers omtrent gepersonaliseerde advertising.

De overheid moet waakzaam zijn over de manier waarop deze informatie wordt gebruikt gelet op de bijzondere gevoeligheid verbonden aan de kennis over iemands mediagebruik en -voorkeuren. Er kan overwogen worden om de VRM een bijkomende taak toe te kennen die betrekking heeft op de bescherming van het privéleven ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens in verband met de mediaconsumptie van de burgers. Deze bevoegdheid kan een belangrijke meerwaarde creëren ter aanvulling van de bevoegdheid en de deskundigheid van de Privacycommissie. De taakomschrijving bij de VRM kan voorzien in een vorm van samenwerking tussen de VRM en Privacycommissie.

Het toezicht door de VRM op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer bij omroepdiensten kan zowel betrekking hebben op personen die in de programma’s voorkomen, als op de kijkers of luisteraars.  

Er zijn verschillende argumenten die pleiten voor een uitbreiding van de bevoegdheden van de VRM met opdrachten die betrekking hebben op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

Toezicht houden op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer sluit aan bij de kerntaken van de VRM als toezichthoudende en regulerende instantie met betrekking tot zowel de inhoudelijke als de technische aspecten van de audiovisuele en de auditieve mediadiensten.

Eén van de doelstellingen van de mediaregelgeving is immers om de vrijheid van meningsuiting en van omroepactiviteiten te verzoenen met de bescherming van de (minderjarige) kijker (en bij uitbreiding ook de deelnemers aan programma’s), waaronder ook diens recht op privacy moet worden begrepen.

Onder het toepassingsgebied van deze regelgeving en het toezicht van de VRM vallen zowel omroeporganisaties, dienstenverdelers als netwerkoperatoren. De VRM heeft dus reeds een toezichtrelatie met deze marktspelers die zowel de inhoud van de programma’s als de levering van de omroepdiensten beheren. Het zijn ook grotendeels deze spelers die verantwoordelijk zullen zijn bij inbreuken op het privéleven zowel in de programma’s als bij het verzamelen en gebruiken van persoonsgegevens over kijkgedrag.

Voor de kijkers en luisteraars is het in ieder geval duidelijker als zij voor al hun vragen en/klachten met betrekking tot radio en televisie bij de VRM terecht kunnen, ook als het gaat om de bescherming van hun privéleven. In dit verband wordt gewezen op mogelijke samenwerking tussen de VRM, de Privacycommissie en/of de Raad voor de Journalistiek.