3.1. Algemene bespreking van de beslissingen
Net zoals het voorgaande jaar maken de beslissingen over commerciële communicatie opnieuw de meerderheid van de beslissingen van de algemene kamer van de VRM uit (achtendertig beslissingen, zie infra), en niet langer de beslissingen in radio-gerelateerde zaken zoals van 2018 tot 2022 het geval was (negentien beslissingen, zie infra). Dit is voor een groot deel te wijten aan het opnieuw aanzienlijke aantal beslissingen inzake herkenbaarheid van commerciële communicatie bij content creators die met hun kanalen en profielen onder de toepassing van het Mediadecreet vallen (negentien beslissingen, zie infra).
3.1. Dertig beslissingen handelen in 2024 niet over commerciële communicatie
Er zijn negentien beslissingen genomen in radio-gerelateerde zaken, waarbij geen enkele procedure voortvloeide uit een klacht.
Tien beslissingen resulteerden uit (de verderzetting van) een ambtshalve opgestarte procedure.
3.1.1. Nostalgie+
De VRM nam met name opnieuw twee beslissingen in het dossier rond Nostalgie+, in opvolging van beslissingen 2023/031 en 2023/055.
Gelet op beslissing 2023/055 van 11 december 2023, waarbij door de VRM een boete van 5.000 euro werd opgelegd aan SBS Media Belgium, diende deze laatste zich tegen uiterlijk 15 februari 2024 te conformeren aan het Mediadecreet.
In opvolging van deze beslissing heeft de onderzoekscel van de VRM een controleverslag voorgelegd met betrekking tot de uitzendingen van Nostalgie+ (18 en 19 februari 2024).
Uit de voorliggende uitgebreide luisteronderzoeken van de onderzoekscel bleek dat er opnieuw enkele verbeteringen aan de uitzendingen waren aangebracht door SBS.
Op weekdagen waren er twee live-programma’s in plaats van één, met een eigen karakter en eigen inhoudelijke elementen en rubrieken. Ook was het aantal uren non-stop muziek in het weekend verder afgenomen. Op weekdagen werd meer verkeersinformatie en actualiteit gegeven binnen de programma’s in vergelijking met het voorgaande luisteronderzoek en ook waren er meer interactieve elementen, zoals de muziekkeuze van de luisteraar.
Tegelijkertijd bleek echter dat het aantal uren non-stop muziek nog steeds hoog lag en de meerderheid van de programma’s die werden uitgezonden nauwelijks presentatie of variatie bevatten en grotendeels onderling inwisselbaar waren. Ook bleef het aantal van twee programma’s met een mix van presentatie, live-aanbod, (verkeers)informatie en interactie met de luisteraar op weekdagen een laag aantal en was er tijdens het weekend helemaal geen live-programmatie noch interactie. Bovendien was de aanwezige interactie met de luisteraar, gebaseerd op mailverkeer, veeleer bescheiden.
De VRM was dan ook van oordeel dat de uitzendingen nog steeds niet konden worden beschouwd als het brengen van een programma-aanbod of een geheel van programma’s opgebouwd rond een generalistisch profiel.
Dergelijke uitzendingen zijn niet in overeenstemming met de basisvoorwaarde uit artikel 143/1, 1°, van het Mediadecreet en het generalistisch profiel waarvoor de netwerkradio-omroeporganisatie is erkend. De VRM besloot dat SBS zich dus niet had geconformeerd aan het Mediadecreet, zoals opgelegd bij beslissing 2023/055.
Bij het bepalen van de sanctie werd rekening gehouden met het gegeven dat de uitzendingen van SBS verder in de goede richting waren geëvolueerd en dat SBS verklaarde dat er na de luisteronderzoeken nog aanvullende verbeteringen waren aangebracht en er in de nabije toekomst nog verdere verbeteringen zouden volgen. Anderzijds werd ook rekening gehouden met het feit dat aan SBS reeds een administratieve geldboete van 5.000 euro werd opgelegd.
Bij beslissing 2024/033 van 13 mei 2024 werd aldus een administratieve geldboete van 7.500 euro opgelegd. Aan SBS werd hierbij andermaal de kans geboden om aan alle voorschriften te voldoen tegen uiterlijk 15 augustus 2024.
In opvolging van deze beslissing heeft de onderzoekscel van de VRM drie controleverslagen voorgelegd met betrekking tot de uitzendingen van Nostalgie+, op basis van luisteronderzoeken op 27 augustus 2024, 8 september 2024 en 11 september 2024.
Uit de voorliggende luisteronderzoeken bleek dat het beeld van de uitzendingen over het geheel genomen nog steeds in dezelfde – ontoereikende – lijn lag als in februari 2024 het geval was, niettegenstaande het feit dat er enkele verschillen waren ten opzichte van de toen bestaande toestand.
Het probleem van het hoge aantal uren non-stop muziek (12 uren per dag), was met name niet verholpen. Het aantal was integendeel tijdens het weekend nog gestegen naar 16 uren per dag.
Aan de tekortkoming dat er nauwelijks presentatie of variatie in de programma’s aanwezig was, werd maar deels tegemoet gekomen. Ondanks de verhoogde live-programmatie, met gestegen percentages van gesproken tussenkomsten, bleven die percentages erg bescheiden. Bovendien bleef de presentatie ook dikwijls beperkt tot het louter aan- en afkondigen van de muzieknummers, waardoor de betreffende programma’s ook geen eigen karakter hebben.
Bovendien bleef ook de aanwezige interactie met de luisteraar in de programma’s bescheiden. De luisteraar komt tijdens de uitzendingen zelf niet of nauwelijks aan het woord en de interactie moet bijna uitsluitend blijken uit wat de presentatoren hierover zeggen (ook al doen zij dit regelmatig). De ‘Koffie Quiz’, die volgens SBS sinds 7 oktober 2024 elke ochtend wordt uitgezonden, brengt in dat opzicht enige verbetering, maar dit wijzigt niet het algemene beeld van de geringe interactie in de programma’s, net zomin als de interactie met de luisteraar via sociale media (die overigens vrij beperkt is) van aard zou zijn om op dit punt soelaas te brengen.
Ondanks het behoud van gunstige elementen (nieuwsberichtgeving, verkeersinformatie, actualiteit in de programma’s) en de vaststelling van enkele verbeteringen (meer live-programma’s, weliswaar met beperkte gesproken tussenkomsten), waren bepaalde elementen echter ook weer teruggeschroefd (gepresenteerde programma’s tijdens het weekend) en werd aan eerdere tekortkomingen niet tegemoet gekomen (12 uren non-stop muziek en erg lage interactiviteit in de programma’s).
De uitzendingen van Nostalgie+ waren dan ook nog steeds niet in overeenstemming met de basisvoorwaarde uit artikel 143/1, 1°, van het Mediadecreet en het generalistisch profiel waarvoor de netwerkradio-omroeporganisatie is erkend.
Bovendien evolueerde de programmatie minstens deels in negatieve zin, sedert het luisteronderzoek van februari 2024. De uitzendingen van SBS evolueerden niet in de goede richting, in tegenstelling tot hetgeen vastgesteld werd in de vorige beslissing.
Het in de praktijk brengen van het erkenningsdossier zou impliceren dat SBS aan alle voorschriften zou voldoen. Daarin worden onder meer elke dag (van 6u tot 21u) 15 uren, of wekelijks 105 uren, aan gepresenteerde programma’s beloofd, waarbij de verhouding tussen enerzijds muziek en anderzijds informatie en ontspanning in de programma’s, steeds tussen de 65/35 en 85/15 ligt.
Bij het bepalen van de sanctie hield de VRM rekening met het gegeven dat aan SBS reeds eerder administratieve geldboetes werden opgelegd. Anderzijds werd ook rekening gehouden met het feit dat SBS heeft aangegeven nog steeds bereid te zijn verdere inspanningen te leveren om uitvoering te geven aan haar verplichtingen als erkende netwerkradio-omroeporganisatie.
De VRM besloot een administratieve geldboete van 30.000 euro op te leggen, met een laatste ingebrekestelling. Aan SBS wordt een laatste kans geboden om aan alle voorschriften te voldoen tegen uiterlijk 15 februari 2025. Na het verstrijken van die termijn stelt zij zich bloot aan de opheffing van haar erkenning als netwerkradio-omroeporganisatie (generalistisch profiel) voor het frequentiepakket 1.
3.1.2. Andere beslissingen m.b.t. radio
De VRM nam daarnaast vier beslissingen waarbij een radio-omroeporganisatie in gebreke werd gesteld omdat zij geen gebruik meer maakte van haar zendmogelijkheden en telkens een termijn opgelegd kreeg binnen dewelke ze zich diende te conformeren aan het Mediadecreet (beslissingen 2024/001, 2024/002, 2024/003, 2024/004).
In een zaak resulteerde de ingebrekestelling in een stopzetting van de procedure omdat de uitzendingen waren aangevat (beslissing 2024/019).
In drie zaken (beslissingen 2024/017, 2024/018, 2024/035) leidde de ingebrekestelling tot het opheffen van de erkenning, in twee gevallen op vraag van de radio-omroeporganisatie zelf (beslissingen 2024/017, 2024/018).
Los van enige voorafgaande procedure heeft de VRM ook in twee andere gevallen (beslissingen 2024/032, 2024/063) de erkenning van een lokale radio-omroeporganisatie opgeheven op vraag van de omroeporganisatie zelf.
Daarnaast betroffen zeven beslissingen de niet-toekenning van aanvragen voor (wijzigingen van) (tijdelijke) zendvergunningen (beslissingen 2024/044, 2024/045, 2024/046, 2024/047, 2024/055, 2024/059, 2024/060).
3.1.3. Stimuleringsregeling en investeringsverplichting voor de audiovisuele sector
In het kader van de stimuleringsregeling en investeringsverplichting voor de audiovisuele sector[20] nam de VRM in 2024 zeven beslissingen.
De stimuleringsregeling voor de audiovisuele sector, zoals vervat in artikel 184/1 van het Mediadecreet en het bijhorende uitvoeringsbesluit,[21] verplicht dienstenverdelers om deel te nemen aan de productie van audiovisuele werken. In 2024 heeft de VRM in dit verband zes ingediende projecten als coproductieproject erkend (beslissingen 2024/023, 2024/024, 2024/025, 2024/026, 2024/027, 2024/028).
Op basis van artikel 157, §§ 2 en 4 van het Mediadecreet en het bijhorende uitvoeringsbesluit [22], worden ook de particuliere niet-lineaire televisieomroeporganisaties onderworpen aan een investeringsverplichting ten behoeve van de audiovisuele sector. Deze verplichting tot deelname aan de productie van Vlaamse audiovisuele werken is eveneens van toepassing op niet-lineaire televisieomroeporganisaties die gevestigd zijn in een lidstaat van de Europese Unie en niet-lineaire televisiediensten aanbieden die gericht zijn op het Nederlandse taalgebied. In het kader van deze regelgeving werd één ingediend project erkend als coproductieproject (beslissing 2024/029).
3.1.4. Licentie voor aanbieden radio-omroepnetwerk via frequentiekanaal 11A
Tot slot kaderen vier beslissingen in de toekenningsprocedure betreffende een licentie voor het aanbieden van een radio-omroepnetwerk via het frequentiekanaal 11A.
Met betrekking tot drie aanvragen werd beslist dat deze tegemoetkwamen aan de ontvankelijkheidsvereisten en verder zouden worden behandeld (beslissingen 2024/007, 2024/008, 2024/009).
Bij beslissing 2024/016 werd de licentie in kwestie vervolgens, na vergelijkende toets, toegekend aan On Tower Netherlands 3 bv.
3.2. In 2024 hebben achtendertig beslissingen van de VRM betrekking op commerciële communicatie. De sancties voor de in vierendertig van deze gevallen vastgestelde inbreuken variëren hierbij van waarschuwingen tot administratieve geldboetes.
In 2024 werden twee beslissingen genomen op basis van klachten die commerciële communicatie als voorwerp hadden. Een klacht werd onontvankelijk verklaard (beslissing 2024/010) en de andere ongegrond (beslissing 2024/067).
De klacht die ten gronde werd beoordeeld was met name gericht tegen het programma 'Vive le Vélo' op VRT1, en meer bepaald de uitzending van 16 juli 2024, en voerde aan dat dit TV-programma op de openbare omroep intussen uitgegroeid is tot een vehikel om het commerciële bedrijf dat geënt is op dat programma eindeloos exposure te geven. De klager vroeg zich af wanneer iets nog productplaatsing is en wanneer de redelijke grens is overschreden. Hij verwees hierbij tevens naar een 'call to action' na het programma met een heel groot billboard en de verwijzing naar de online shop.
In dit verband werd vastgesteld dat VRT zelf over de intellectuele eigendomsrechten beschikt met betrekking tot de naam ‘Vive le Vélo’ (en het bijhorende semi-figuratieve teken) en ‘Vive le Vélo’ dus een eigen handelsmerk van VRT betreft. Voor de merchandising en het vermarkten van het merk en daarvan afgeleide diensten/producten werd een licentieovereenkomst afgesloten met een derde partij, waaruit bleek dat VRT hierbij van de licentienemer vergoedingen ontvangt die als een substantieel deel van de opbrengsten van de commercialisering van de producten/diensten kunnen worden beschouwd, zodat in voorliggend geval sprake is van zelfpromotie in de zin van artikel 2, 46°, van het Mediadecreet.
Het opnemen van en het verwijzen naar het VRT-handelsmerk ‘Vive le Vélo’ en afgeleide producten in de betrokken uitzending betreft dus geen productplaatsing in de zin van artikel 2, 30°, van het Mediadecreet en VRT heeft bijgevolg ook geen inbreuk begaan op de voorwaarden die gelden bij productplaatsing (zoals voorgeschreven in artikel 100 van het Mediadecreet).
Verder volgt hieruit eveneens dat de promotionele boodschap die na het programma werd uitgezonden reclame betreft die gericht is op zelfpromotie, en bijgevolg is uitgesloten van het voor VRT geldende reclameverbod, waardoor er ook geen sprake is van een schending van artikel 50 van het Mediadecreet.
De klacht werd derhalve ongegrond verklaard.
De overige zesendertig beslissingen zijn het resultaat van ambtshalve procedures op tegenspraak.
Negentien van die beslissingen hadden betrekking op de herkenbaarheid van commerciële communicatie bij content creators die met hun profielen en kanalen onder de toepassing van het Mediadecreet vallen, waarover verder meer onder punt 3.2.3.
De resterende zeventien beslissingen betreffen commerciële communicatie in de uitzendingen van regionale (elf beslissingen), private (vier beslissingen) en openbare (twee beslissingen) televisieomroeporganisaties.
In drie beslissingen diende de algemene kamer zich met name te buigen over het recente koninklijk besluit van 27 februari 2023 tot bepaling van de nadere regels betreffende de reclame voor de kansspelen (hierna: KB kansspelreclame),[23] waarbij twee televisieomroeporganisaties werden gesanctioneerd met administratieve geldboetes (beslissingen 2024/011, 2024/015) en in één geval geen inbreuk werd vastgesteld (beslissing 2024/020).
Het eerste dossier (beslissing 2024/011) betrof de controle door de onderzoekscel van de VRM van de uitzendingen van voetbalwedstrijden in het kader van de Europa League en Europa Conference League op VRT Canvas (21 september, 5 oktober en 26 oktober 2023).
Op elke onderzochte datum werden door VRT Canvas sponsorboodschappen voor online kansspelen uitgezonden. Op bovengenoemde data ging het telkens in totaal over zes sponsorvermeldingen, met name twee sponsorvermeldingen vóór de wedstrijd, twee sponsorvermeldingen tijdens de rust/onderbreking en twee sponsorvermeldingen na afloop van de wedstrijd.
Het KB kansspelreclame bepaalt de nadere regels omtrent de inhoudelijke elementen van de reclame die worden toegestaan, de aangelegenheden waarbij reclame kan worden getoond, het tijdsbestek waarbinnen de reclame kan worden getoond en de frequentie ervan.
Zo bepaalt artikel 6 van het KB dat de uitzending van boodschappen van sportsponsoring enkel is toegestaan tijdens de periode van 15 minuten vóór het begin van en de periode van 15 minuten na het einde van de rechtstreekse uitzending van een sportwedstrijd.
In artikel 17 van het KB wordt eveneens bepaald dat reclame geen natuurlijke personen of fictieve personages mag afbeelden, noch stemmen gebruiken van bekende natuurlijke personen of bekende fictieve personages.
De VRM oordeelde dat het uitzenden van sponsorvermeldingen ten behoeve van een vergunninghouder voor online kansspelen tijdens de onderbreking van een wedstrijd strijdig is met een correcte toepassing van het KB kansspelreclame.
Daarnaast werd vastgesteld dat in de sponsorvermeldingen aan het begin telkens beelden worden getoond van natuurlijke personen (in dit geval ‘supporters’). Ook hier stelde de VRM vast dat het uitzenden van sponsorvermeldingen ten behoeve van een vergunninghouder voor online kansspelen, waarbij natuurlijke personen worden afgebeeld, in strijd is met een correcte toepassing van het KB kansspelreclame.
De uitzendingen in kwestie vormen zo een inbreuk op artikel 52 van het Mediadecreet, dat stelt dat “de aanbieders van omroepdiensten geen commerciële communicatie en boodschappen van algemeen nut (mogen) uitzenden die in strijd zijn met wettelijke bepalingen”.
Bij het bepalen van de sanctie hield de VRM enerzijds rekening met het gegeven dat dergelijke inbreuken voor het eerst bij VRT werden vastgesteld en op een vergissing zouden berusten. Anderzijds kon de VRM niet voorbijgaan aan de grote maatschappelijke impact die commerciële communicatie voor kansspelen heeft. Om die reden is dergelijke commerciële communicatie dan ook aan strikte regels en beperkingen onderworpen en vormen schendingen daarvan zeer ernstige inbreuken. Bovendien betroffen de schendingen meervoudige uitzendingen die een groot publiek hebben bereikt.
De VRM besloot VRT een administratieve geldboete van 10.000 euro op te leggen.
Beslissing 2024/015 vloeide voort uit de controle van de uitzendingen van de regionale televisieomroeporganisaties (12 november 2023, 17u-20u), waaronder de uitzendingen van TVL (vzw Tele-Visie-Limburg), die een programmatie in lusvorm bevatten waarbij meermaals dezelfde programma’s worden uitgezonden. Zo werd o.a. het sportprogramma ‘Score’ (met samenvattingen van diverse sportwedstrijden) meermaals uitgezonden. Rond het programma werden sponsorvermeldingen uitgezonden voor online kansspelen.
Het KB kansspelreclame bepaalt onder meer dat dergelijke boodschappen van sportsponsoring enkel rond internationale en Europese sportwedstrijden en Belgische sportwedstrijden mogen worden uitgezonden (artikel 6, § 3), er geen natuurlijke personen in mogen worden afgebeeld (artikel 17, eerste lid) en zij geen andere elementen mogen bevatten dan enkel de merknaam en het logo (artikel 6, § 2).
Uit de beelden en de vaststellingen van de onderzoekscel van de VRM, bleek dat TVL tijdens de onderzochte periode vijf maal een sponsorvermelding ten behoeve van een vergunninghouder voor online kansspelen heeft uitgezonden rond een (sport)programma, wat in strijd is met artikel 6, § 3, van het KB kansspelreclame.
Ook bleek verder dat in de betrokken sponsorvermelding natuurlijke personen worden afgebeeld en ze ook andere elementen (namelijk auditieve en visuele slogans en aansporingen) bevat dan enkel de merknaam en het logo.
Gelet op de strijdigheid van de uitgezonden sponsorboodschappen met het KB kansspelreclame, vormen de betroffen uitzendingen van TVL een inbreuk op artikel 52 van het Mediadecreet.
Bij het bepalen van de sanctie hield de VRM enerzijds rekening met het gegeven dat dergelijke inbreuken voor het eerst bij TVL werden vastgesteld, de uitzending een beperkt bereik had en TVL ook maatregelen zou hebben genomen om dergelijke inbreuken in de toekomst te vermijden. Anderzijds kon de VRM ook hier niet voorbijgaan aan de grote maatschappelijke impact van dergelijke commerciële communicatie en het feit dat het hier gaat om een zeer ernstige inbreuk.
De VRM besloot TVL een administratieve geldboete van 1.500 euro op te leggen.
In de derde beslissing rond het KB kansspelreclame (beslissing 2024/020) werd echter geen inbreuk vastgesteld met betrekking tot de uitzending door private televisieomroeporganisatie PlattelandsTV van sponsorboodschappen voor ‘Bingoal’ voor en na het programma ‘Hippodroom’ op 12 januari 2024, waarin verslag werd uitgebracht van een eerdere wedstrijd paardenrennen.
Het KB kansspelreclame bevat immers een overgangsbepaling (artikel 24), waardoor op bestaande reclamecontracten gebaseerde reclamevormen toegestaan blijven tot 31 december 2024, voor zover zij wel al voldoen aan de algemene beperkingen en beginselen die gelden voor toegestane reclamevormen op basis van het KB kansspelreclame. Deze overgangsbepaling geldt voor reclamecontracten die, op de datum van publicatie van het KB kansspelreclame in het Belgisch Staatsblad, werden afgesloten vóór 9 mei 2022.
De VRM oordeelde dat in het voorliggende geval de overgangsbepaling uit artikel 24 van het KB kansspelreclame van toepassing was op de betreffende uitzendingen van de sponsorboodschap voor ‘Bingoal’ voor en na het programma ‘Hippodroom’. Bijgevolg was in dit geval het KB kansspelreclame niet geschonden en werd ook geen inbreuk vastgesteld op artikel 52 van het Mediadecreet.
In de zaak die leidde tot beslissing 2024/030 werd door de onderzoekscel van de VRM vastgesteld dat tijdens de onderzochte periode op VTM2 een spot voor VTM GO en Dr. Oetker Ristorante Pizza met een duurtijd van 35 seconden driemaal werd uitgezonden, telkens na de eindbumper en dus buiten het reclameblok. Fragmenten van films en andere programma’s die beschikbaar zijn op het VTM GO-platform worden verweven met beelden uit een reclamespot voor Dr. Oetker Pizza Ristorante.
Artikel 79, § 1, van het Mediadecreet bepaalt dat televisiereclame, met uitzondering van zelfpromotie, duidelijk herkenbaar moet zijn en moet kunnen worden onderscheiden van redactionele inhoud. Reclame moet met visuele en/of akoestische en/of ruimtelijke middelen van andere onderdelen van het programma worden gescheiden.
Het Mediadecreet verzet zich niet tegen de combinatie van commerciële communicatie in één spot, zo lang de voorgeschreven beperkingen en verplichtingen voor alle bestanddelen van de spot worden nageleefd. Terwijl de commerciële communicatie voor VTM GO zelfpromotie betreft, waarop het herkenbaarheids- en scheidingsprincipe niet van toepassing is, bevat de spot ook televisiereclame voor een pizzamerk waarvoor de verplichte afscheiding van de programma’s wel geldt. Aangezien in voorliggend geval de commerciële communicatie voor VTM GO en Dr. Oetker met elkaar vermengd en verweven zijn, diende de volledige spot gescheiden van de programma’s te worden uitgezonden.
De betreffende spot werd echter telkens buiten het reclameblok uitgezonden en evenmin op een andere wijze onderscheiden van de programma’s. De betrokken private televisieomroeporganisatie beging aldus een inbreuk op artikel 79, § 1, van het Mediadecreet en kreeg een administratieve geldboete van 10.000 euro opgelegd.
In beide gevallen werd de omroep gewaarschuwd voor de inbreuken.
Het besteden van overmatige aandacht bij productplaatsing in een programma van de openbare televisieomroeporganisatie werd op zijn beurt gesanctioneerd met een administratieve geldboete (beslissing 2024/065, waarover meer onder punt 3.2.1).
Tot slot waren er tien beslissingen inzake regionale televisieomroeporganisaties waarin diverse inbreuken werden vastgesteld op de regels inzake commerciële communicatie (beslissingen 2024/012, 2024/013, 2024/014, 2024/050, 2024/051, 2024/052, 2024/053, 2024/056, 2024/057, 2024/058, waarover hieronder meer).
3.2.1. Productplaatsing
Beslissing 2024/065 heeft betrekking op productplaatsing in de uitzending van het programma ‘Dagelijkse Kost’ op VRT1 op 17 september 2024, waarin doorlopend op duidelijk herkenbare wijze producten en toestellen te zien zijn waarmee in de programmareeks vaak wordt gewerkt. De aanwezigheid van deze merkproducten binnen het programma, een duidelijke vorm van productplaatsing, is volgens de onderzoekscel functioneel en verloopt op een natuurlijk aandoende wijze. De betrokken producten komen enkel in beeld op het moment waarop ze effectief gebruikt en verwerkt worden of ze worden, wanneer ze niet worden gebruikt, op een minder opvallende plaats gezet.
Er is in de betrokken aflevering echter een prominente rol weggelegd voor een product en merk van rijst. De VRM stelt vast dat de aandacht die wordt besteed aan dit specifieke product en merk van dien aard is dat VRT de limieten overschrijdt van de aandacht die in geval van productplaatsing aan het product in kwestie mag worden besteed. De bestede aandacht is aanzienlijk langer en explicieter dan nodig voor het tonen van de bereidingswijze van het gerecht en tevens dan het geval is bij de productplaatsing voor andere merken aanwezig in de betreffende uitzending.
Door overmatige aandacht te besteden aan dit specifieke merk en product heeft VRT dan ook een inbreuk begaan op artikel 100, § 1, 3°, van het Mediadecreet. Artikel 100, § 1, van het Mediadecreet bepaalt de voorwaarden waaraan programma’s die productplaatsing bevatten, moeten voldoen. Zo mogen onder meer de producten of diensten in kwestie geen overmatige aandacht krijgen.
Bij het bepalen van de sanctie hield de VRM rekening met het gegeven dat het programma in prime time werd uitgezonden en een groot aantal kijkers heeft bereikt. Daarenboven kon de VRM ook niet voorbijgaan aan het feit dat eerder, hoewel intussen enige tijd geleden, meermaals administratieve geldboetes aan VRT werden opgelegd voor gelijkaardige inbreuken. De VRM besloot dan ook een administratieve geldboete van 20.000 euro op te leggen.
Naast deze beslissing was er in 2024 slechts één andere beslissing waarbij het besteden van overmatige aandacht bij productplaatsing werd gesanctioneerd op basis van artikel 100, § 1, 3°, van het Mediadecreet.
In deze beslissing met betrekking tot een regionale televisieomroeporganisatie was overigens tevens sprake van het rechtstreeks aansporen tot aankoop of huur van goederen en diensten, in het bijzonder door die producten of diensten specifiek aan te prijzen, wat strijdig is met artikel 100, § 1, 2°, van het Mediadecreet.
Mede gelet op het feit dat daarnaast ook een inbreuk werd vastgesteld op de regels inzake sponsorvermeldingen (zie ook punt 3.2.2), legde de VRM een administratieve geldboete van 2.000 euro op (beslissing 2024/058).
3.2.2. Sponsorvermeldingen
Het aantal beslissingen over sponsorvermeldingen die niet beantwoorden aan de definitie van sponsoring omdat in de vermelding werd aangezet tot consumptie kende een toename ten opzichte van het voorgaande jaar. De VRM diende zich immers zes keer over dergelijke zaken te buigen, telkens bij regionale televisieomroeporganisaties, terwijl dit in 2023 slechts twee keer het geval was.
In alle gevallen oordeelde de VRM dat er wel degelijk sprake was van een inbreuk op artikel 91, eerste lid, 2°, van het Mediadecreet en werd een administratieve geldboete opgelegd (beslissingen 2024/012, 2024/013, 2024/014, 2024/056, 2024/057, 2024/058).
In twee andere gevallen kreeg een private televisieomroeporganisatie een waarschuwing omdat een duidelijke sponsoridentificatie ontbrak en zij aldus een inbreuk op artikel 91, eerste lid, 3°, van het Mediadecreet beging (beslissingen 2024/031 en 2024/040).
3.2.3. Herkenbaarheid van commerciële communicatie
Meerdere beslissingen inzake regionale televisieomroeporganisaties sanctioneerden de niet-naleving van de regelgeving rond de herkenbaarheid van commerciële communicatie, in het bijzonder artikel 53 van het Mediadecreet, dat bepaalt dat commerciële communicatie en boodschappen van algemeen nut gemakkelijk als zodanig herkenbaar moeten zijn.
Zo betrof een reeks van vier analoge beslissingen de uitzending van een aankondigingsspot voor Evenaar/Eclips TV door de betrokken regionale televisieomroeporganisaties (beslissingen 2024/050, 2024/051, 2024/052, 2024/053). Via de televisiedienst Eclips TV (van private televisieomroeporganisatie nv Via Plaza) worden reisprogramma’s uitgezonden onder de benaming Evenaar.
Aan het einde van de aankondigingsspot worden beeldvullende pancartes getoond met volgende tekst: “Elke avond van 19u00 tot 22u15. Elke nacht. Evenaar. Eclips TV.” en “Telenet kanaal 55. Orange kanaal 39. Proximus kanaal 90 & 340. TV Vlaanderen kanaal 28. Evenaar. Eclips TV.”
De onderzoekscel van de VRM voerde aan dat de betrokken regionale televisieomroeporganisaties aldus hun zendkanaal openstelden voor het promoten van de televisiedienst van een andere televisieomroeporganisatie (tevens hun exploitatiemaatschappij), zonder dat de kijker werd gewezen op de aanwezigheid van commerciële communicatie voor Eclips TV.
Door deze wijze van uitzenden maakten zij volgens de onderzoekscel de commerciële communicatie voor Eclips TV niet gemakkelijk als zodanig herkenbaar voor de kijker, aangezien dergelijke promotionele boodschappen in feite binnen een reclameblok dienen te worden uitgezonden.
Voor deze inbreuk op artikel 53 van het Mediadecreet kregen de omroeporganisaties elk een waarschuwing van de algemene kamer van de VRM.
Drie andere beslissingen met betrekking tot regionale televisieomroeporganisaties sanctioneerden, ditmaal met administratieve geldboetes van 1.500 tot 3.000 euro, op het vlak van herkenbaarheid niet alleen de overtreding van voormelde algemene bepaling, maar tevens inbreuken op meer specifieke bepalingen van het Mediadecreet.
In de eerste twee gevallen (beslissingen 2024/012, 2024/013) bleek uit het onderzoek van de VRM met name in eerste instantie dat zes van de negen reportages in het betrokken programma publi-reportages betroffen, of reportages met een langere duurtijd dan reclamespots waarin zowel een redactioneel/informatief aspect als een promotioneel aspect aanwezig is. Deze reportages werden echter niet gemakkelijk als zodanig duidelijk herkenbaar gemaakt. Bijgevolg werd een inbreuk begaan op artikel 53 en artikel 79, § 1, van het Mediadecreet.
De betroffen uitzending van ‘Tendens’ bevatte ook twee reportages die beschouwd moeten worden als programmaonderdelen waarin productplaatsing aanwezig is. Het gaat hierbij dus over reportages die bestaan uit redactionele inhoud waarbij er sprake is van het opnemen of verwijzen naar producten. De kijker moest conform het Mediadecreet worden geïnformeerd over de productplaatsing in het programma, dit door het tonen van het PP-logo. Doordat dit niet gebeurde, werd ook hier een inbreuk begaan, meer bepaald op artikel 100, § 1, 4°, van het Mediadecreet.
In de derde zaak (beslissing 2024/014) bleken er eveneens publi-reportages te worden uitgezonden, zonder dat deze reportages gemakkelijk als zodanig duidelijk herkenbaar werden gemaakt, doordat in het begin geen pancarte met de vermelding “publi-reportage” werd getoond.
Ook in 2024 situeerde de aandacht voor herkenbaarheid van commerciële communicatie zich echter overwegend op het vlak van de content creators.
De herziene Europese Richtlijn Audiovisuele Mediadiensten werd in 2021 omgezet in het Vlaamse Mediadecreet. Hierdoor kunnen kanalen en profielen op sociale mediadiensten zoals YouTube, Instagram en TikTok ook beschouwd worden als audiovisuele mediadiensten of omroepdiensten. Bijgevolg moeten ook de bepalingen uit het Mediadecreet met betrekking tot commerciële communicatie nageleefd worden.
De voormelde bepaling van artikel 53 van het Mediadecreet geldt dus ook voor content creators, influencers en vloggers die onder de definitie van omroeporganisatie vallen.
Op de vergadering van 27 september 2021 heeft de algemene kamer van de VRM als leidraad aangenomen dat er alleszins sprake is van een duidelijk herkenbare aanduiding indien volgende drie elementen cumulatief aanwezig zijn in elke video:
- Het woord “advertentie” of “publiciteit” staat aan het begin van de beschrijving;
- Het merk, product of dienst is getagd aan het begin van de beschrijving;
- De disclaimer feature voor het gebruik van commerciële communicatie van de platformdienst werd geactiveerd bij het uploaden van de video.
In december 2021 heeft de VRM het Content Creator Protocol (CCP) op zijn website gepubliceerd. Dit CCP werd nadien ook nader toegelicht op een webinar, door middel van informatievergaderingen en via persoonlijke contactopname.
In het CCP worden aanwijzingen gegeven voor het duidelijk herkenbaar maken van commerciële communicatie voor volgers en kijkers. De VRM dient echter steeds in concreto, geval per geval, te beoordelen of commerciële communicatie al dan niet gemakkelijk als zodanig herkenbaar is.
In 2022 heeft de VRM zich voor het eerst uitgesproken over de herkenbaarheid van commerciële communicatie op sociale mediakanalen en -profielen van content creators en influencers. In drie gevallen is sanctionerend opgetreden en werden zij gewaarschuwd, omdat deze regelgeving nieuw is voor hen en de niet-naleving ervan voor het eerst door de VRM werd gesanctioneerd. In 2023 nam de VRM negentien beslissingen waarbij de content creators gewaarschuwd werden voor het niet gemakkelijk als zodanig herkenbaar maken van commerciële communicatie.
Na de eerste administratieve geldboete voor een content creator eind 2023 (beslissing 2023/057), volgden in 2024 nog drie beslissingen waarbij content creators en influencers gelet op recidive een boete van telkens 1.500 euro opgelegd kregen (beslissingen 2024/034, 2024/042, 2024/043). Het ging hierbij eveneens telkens om herhaalde inbreuken op de in artikel 53 van het Mediadecreet vervatte verplichting om commerciële communicatie gemakkelijk als zodanig herkenbaar te maken.
Daarnaast kregen vijftien content creators en influencers hiervoor in 2024 een waarschuwing, aangezien dergelijke inbreuk bij hen voor het eerst bij VRM-beslissing werd vastgesteld (beslissingen 2024/005, 2024/006, 2024/021, 2024/022, 2024/036, 2024/037, 2024/038, 2024/039, 2024/048, 2024/049, 2024/054, 2024/061, 2024/062, 2024/068, 2024/069).
In een laatste beslissing met betrekking tot het YouTube-kanaal van een content creator werd echter geoordeeld dat uit de informatie waarover de algemene kamer beschikt, in dit geval niet kon worden opgemaakt dat de drie in het geding zijnde video’s commerciële communicatie zouden uitmaken in de zin van artikel 2, 5° van het Mediadecreet, zodat bijgevolg ook geen inbreuken op voormeld artikel 53 van het Mediadecreet werden vastgesteld (beslissing 2024/066).
[20] Zoals hoger aangegeven, worden beide regelingen vanaf 1 januari 2025 vervangen door een nieuwe eengemaakte regeling voor de stimulering van de audiovisuele sector,
[21] Besluit van de Vlaamse Regering van 21 maart 2014 betreffende de stimuleringsregeling voor de audiovisuele sector, vermeld in artikel 184/1 van het decreet van 27 maart 2009 betreffende radio-omroep en televisie.
[22] Besluit van de Vlaamse Regering van 1 februari 2019 betreffende de deelname van de particuliere niet-lineaire televisieomroeporganisaties aan de productie van Vlaamse audiovisuele werken, bekrachtigd bij decreet van 26 april 2019.
[23] Dit koninklijk besluit is op 8 maart 2023 in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd en trad op 1 juli 2023 (grotendeels) in werking.
Hierbij dient wel tevens te worden opgemerkt dat op 1 september 2024 de wet van 18 februari 2024 tot wijziging van de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de weddenschappen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers in werking trad. Artikel 7 van deze wet vervangt immers artikel 61, tweede lid van de wet van 7 mei 1999 door een principieel reclameverbod dat als volgt wordt geformuleerd: “Het is verboden reclame te maken voor kansspelen, behalve in de gevallen die uitdrukkelijk door de Koning worden toegestaan bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.”
Artikel 8 van de wet van 18 februari 2024 bevat dienaangaande echter een overgangsbepaling (“De besluiten genomen in uitvoering van artikel 61, tweede lid, zoals het gold vóór de inwerkingtreding van deze wet, blijven van kracht zoals ze van toepassing waren op de dag voor de inwerkingtreding van deze wet totdat ze worden vervangen door een nieuw besluit ter uitvoering van artikel 61, tweede lid, zoals gewijzigd bij deze wet.”), zodat het KB kansspelreclame van 27 februari 2023 vooralsnog zijn geldingskracht behoudt.