3.1. Algemene bespreking van de beslissingen

Ook in 2020 handelen de beslissingen niet in hoofdzaak over commerciële communicatie. Het aantal klachten van misnoegde kandidaten die bij de vorige erkenningsronde in 2017 uit de boot vielen maar nauwgezet in het oog houden of de erkende radio-omroeporganisatie de regelgeving ter zake wel naleeft, houdt ook in 2020 aan.

3.1.1. Dertig beslissingen handelen in 2020 niet over commerciële communicatie

Er zijn twintig beslissingen genomen in radio-gerelateerde zaken.

De VRM nam twee beslissingen in opvolging van een klachtdossier gestart in 2019 (beslissing 2020/031 en beslissing 2020/039). De klacht betrof de erkenning van een andere erkende radio-omroeporganisatie.

Bij beslissing 2019/040 wordt bij Atlantis Music (nogmaals) een inbreuk vastgesteld op artikel 146, §2, van het Mediadecreet, met name wat de ‘concrete invulling van het programma-aanbod’ betreft, en meer bepaald de ‘invulling voor info/journaals uit het eigen verzorgingsgebied’. Atlantis Music dient de toestand uiterlijk 31 maart 2020 te regulariseren door aan alle voorschriften te voldoen.

In beslissing 2020/031 blijkt dat zowel de invulling van het omroepprogramma ook ditmaal niet overeenstemt met de ‘concrete invulling van het programma-aanbod en het zendschema’ zoals voorgehouden in het (aangepaste) erkenningsdossier als de ‘invulling voor info/journaals uit het eigen verzorgingsgebied’.

Volgens de VRM blijft de schending van het erkenningsdossier en -voorwaarden voortduren en heeft Atlantis Music zo nagelaten om de toestand te regulariseren.

De VRM is van oordeel dat Atlantis Music toch nog een kans moet worden geboden om aan alle voorschriften te voldoen en zich te conformeren aan de erkenningsvoorwaarden en het -dossier. De VRM stelt namelijk vast dat zowel op het vlak van het programma-aanbod als van het informatief aanbod er telkens een verbetering is, zij het minimaal. Daarnaast kan niet worden uitgesloten dat de door de overheid opgelegde coronamaatregelen een impact hebben gehad op de uitzendingen van Atlantis Music, zoals bijvoorbeeld op het vlak van interactiviteit en live-uitzendingen.

Daarom wordt Atlantis Music opnieuw in gebreke gesteld en moet zich uiterlijk op 31 oktober 2020 regulariseren.

Bij beslissing 2020/039 wordt deze klachtprocedure echter stopgezet omdat ze zonder voorwerp is geworden. VZW Atlantis Music had intussen meegedeeld afstand te doen van de erkenning en het gebruik van frequentiepakket 19 en de erkenning van Atlantis Music als lokale radio-omroeporganisatie voor dat frequentiepakket werd ingetrokken bij beslissing 2002/037.

De VRM nam zes beslissingen in zeven nieuwe klachtendossiers, die allemaal ontvankelijk werden bevonden, zij het dat in één dossier de klacht deels niet ontvankelijk was (beslissing 2020/025).

Alle zeven klachten betreffen eveneens de erkenning van een andere erkende radio-omroeporganisatie (beslissing 2020/001 + 2020/032, betreft ook 2 nieuwe klachten + 2020/047 – 2020/023 – 2020/025 - 2020/048, betreft 2 klachten).

De eerste beslissing behandelt de klacht van VZW FamilyRadio tegen BVBA VBRO (beslissing 2020/001).

De klacht heeft betrekking op de erkenning als netwerkradio-omroeporganisatie van VBRO voor het frequentiepakket netwerkradio-omroeporganisatie 2 – Nederlandstalig en Vlaams profiel.

Volgens de klagende partij laat VBRO na om drie frequenties van haar netwerk te gebruiken en ontkoppelt VBRO ook haar omroepprogramma per regio voor nieuws.

De VRM stelt vast dat twee frequenties daadwerkelijk nog niet in gebruik zijn genomen, stelt een inbreuk op het Mediadecreet vast, stelt VBRO in gebreke en geeft tijd tot uiterlijk 31 maart 2020 om uitzendingen te verzorgen op beide frequenties en zich zo te conformeren aan de erkenningsvoorwaarden en het erkenningsdossier.

Wat de klacht omtrent vermeende ontkoppeling voor nieuws per regio betreft, oordeelt de VRM dat die ongegrond is.

Een tweede beslissing betreft het samenvoegen van enerzijds de opvolging van vorige beslissing 2020/001 en anderzijds twee nieuwe klachten ingediend door dezelfde partij tegen BVBA VBRO, intussen gewijzigd naar BNL Radio (beslissing 2020/032).

In het kader van de opvolging van beslissing 2020/001 stelt de VRM vast dat er na het verstrijken van de regularisatietermijn op 1 frequentie nog steeds niet wordt uitgezonden. Omdat het niet kan worden uitgesloten dat met name de door de overheid opgelegde coronamaatregelen een impact hebben gehad op de ingebruikname van de betreffende frequentie en voor een bijkomende vertraging hebben gezorgd, wordt BNL opnieuw in gebreke gesteld om uiterlijk op 31 oktober 2020 ook uitzendingen te verzorgen op de enige nog niet gebruikte frequentie.

Behalve een herhaalde klacht over het nog steeds niet uitzenden op één frequentie had FamilyRadio ook een nieuwe klacht ingediend omwille van het feit dat BNL nieuwe statuten had aangenomen, die in het Belgisch Staatsblad zijn gepubliceerd, zonder daarvoor de decretaal vereiste goedkeuring van de Vlaamse Regering te vragen of af te wachten. De VRM stelde een inbreuk op het Mediadecreet vast en sanctioneerde dit met een administratieve geldboete van 1.000 euro.

Tenslotte had FamilyRadio nog een nieuwe klacht ingediend tegen BNL omdat die zich niet zou houden aan het ingediende aanvraagdossier op basis waarvan ze de erkenning verkreeg, waardoor er sprake zou zijn van een niet-toegelaten wijziging van het profiel. De VRM besluit dat de betwiste uitzendingen van BNL in overeenstemming zijn met het erkenningsdossier en de erkenningsvoorwaarden en dat er geen sprake is van een niet-toegelaten wijziging van het profiel.

Een derde beslissing behandelt de opvolging van beslissing 2020/032 (beslissing 2020/047).

Na het verstrijken van de regularisatietermijn op 31 oktober 2020, stelt de VRM vast dat BNL vanop de haar toegewezen zendlocatie nog steeds geen uitzendingen verzorgt op die ene frequentie. BNL heeft bijgevolg opnieuw nagelaten om de toestand te regulariseren en aan alle voorschriften te voldoen. De VRM heeft daarenboven vastgesteld dat BNL daarentegen met beperkt bereik is beginnen uitzenden vanop een niet-vergunde locatie en bovendien geen medewerking verleende aan het BIPT voor het uitvoeren van controles.

Bij de beoordeling houdt de VRM rekening met het gegeven dat BNL met een groot verlies aan inkomsten te kampen heeft omwille van de coronacrisis, hetgeen de uitzendproblemen zou verklaren. BNL heeft daarbij aangegeven dat de geldproblemen tijdelijk zouden zijn, aangezien er aan concrete oplossingen worden gewerkt voor alternatieve inkomsten. BNL maakt zich dan ook sterk binnenkort opnieuw overal te kunnen uitzenden.

De VRM geeft BNL alsnog de kans om (ook) haar uitzendingen op die ene frequentie te regulariseren en zich te conformeren aan de erkenningsvoorwaarden en het -dossier. BNL wordt opnieuw in gebreke gesteld om tegen uiterlijk 31 januari 2021 de toestand te regulariseren.

Een vierde beslissing handelt over een klacht met betrekking tot de erkenning van SBS/NRJ als netwerkradio-omroeporganisatie voor het frequentiepakket 1 – generalistisch profiel (beslissing 2020/023).

Volgens de klagende partij blijkt uit een reeks feitelijke vaststellingen dat SBS/NRJ zich niet aan het ingediende aanvraagdossier houdt op basis waarvan ze de erkenning verkreeg, waardoor er sprake is van een niet-toegelaten wijziging van het profiel en ongeoorloofde afwijkingen op de offerte wat betreft de aanvullende kwalificatiecriteria. Club FM vraagt de intrekking van de erkenning van SBS/NRJ.

Uit de beoordeling door de VRM blijkt dat geen van de door Club FM in haar klacht aangevoerde inbreuken op het Mediadecreet bij SBS/NRJ kunnen worden vastgesteld tijdens de radio-uitzendingen waarop de klacht betrekking heeft. De VRM verklaart de klacht dan ook ontvankelijk, maar ongegrond.

In een vijfde beslissing spreekt de VRM zich uit over een klacht van VZW ZinFM tegen de lokale radio-omroeporganisatie VZW Radio Pallieter, dit naar aanleiding van “de overname” van Radio Pallieter (beslissing 2020/025).

Radio Pallieter is erkend als lokale radio-omroeporganisatie voor het frequentiepakket FP 106 – Lier 106.4 MHz / Nijlen 105.3 MHz.

ZinFM voert aan dat een bij VZW Radio Pallieter doorgevoerde bestuurderswissel een duidelijke vorm van cross ownership zou zijn, hetgeen in strijd zou zijn met artikel 145, 2°, a), van het Mediadecreet.

Uit de memorie van toelichting bij deze bepaling blijkt dat de decreetgever cross-owernship tussen lokale radio-omroeporganisaties en/of de achterliggende vennootschappen heeft willen verbieden, maar bepaalde vormen van samenwerking niet volledig heeft willen uitsluiten.

Daarnaast wordt zeggenschap voor de toepassing van het Mediadecreet in de parlementaire stukken omschreven als rechten, overeenkomsten of andere middelen die afzonderlijk of gezamenlijk met inachtname van alle feitelijke en juridische omstandigheden, het mogelijk maken een bepalende invloed uit te oefenen op de activiteiten van een onderneming.

Het louter bestaan van huwelijkse, relationele en/of familiale banden in de bestuursorganen van de betrokken organisaties – hoewel het bestaan ervan bij de klager begrijpelijkerwijs de indruk kan wekken dat beide rechtspersonen niet volledig onafhankelijk opereren – brengt op zich niet mee dat er sprake is van rechtstreekse of onrechtstreekse bindingen en/of zeggenschap in de zin van artikel 145, 2°, a), van het Mediadecreet.

Op basis van de gegevens waarover de VRM thans beschikt, kan dan ook geen inbreuk op bovenstaand onderdeel van het Mediadecreet worden vastgesteld.

Artikel 146, § 2, van het Mediadecreet bepaalt in welke mate lokale radio-omroeporganisaties tijdens de duur van hun erkenning wijzigingen kunnen aanbrengen met betrekking tot hun erkenning en welke regels zij dienen na te leven bij het doorvoeren van wijzigingen.

Lokale radio-omroeporganisaties dienen zich voor de volledige duur van hun erkenning aan de basisvoorwaarden te houden (artikel 146, §2, eerste lid, van het Mediadecreet). Via een kennisgeving aan de VRM kunnen zij wel wijzigingen aanbrengen aan de gegevens uit de ingediende offerte, waardoor wordt afgeweken van verschillende aanvullende kwalificatiecriteria, waarbij een ‘wachtperiode’ geldt wat wijzigingen aan het muziekprofiel, de thematische invulling van het programma-aanbod of het doelgroepengericht programma-aanbod betreft (artikel 146, §2, tweede en derde lid, van het Mediadecreet). Wijzigingen die betrekking hebben op de statuten of de aandeelhoudersstructuur ten slotte moeten ook aan de Vlaamse Regering ter goedkeuring worden voorgelegd (artikel 146, §2, laatste lid, van het Mediadecreet).

Opdat de VRM nuttig toezicht zou kunnen houden op de naleving van de basisvoorwaarden, volgt uit artikel 146, §2, eerste lid, van het Mediadecreet dat de lokale radio-omroeporganisaties ook een kennisgeving aan de VRM dienen te doen bij het aanbrengen van wijzigingen die betrekking hebben op de basisvoorwaarden (maar nooit een afwijking ervan mogen inhouden).

Dat in voorliggend geval de basisvoorwaarde aangaande het verbod op rechtstreekse of onrechtstreekse bindingen niet geschonden blijkt te zijn, doet geen afbreuk aan de verplichting om hiervan een kennisgeving te doen bij de VRM, zoals Radio Pallieter voorhoudt. Evenmin is dit het geval indien een bestuurderswissel geen van de specifiek beschreven wijzigingen betreft uit het tweede, derde of vierder lid van artikel 146, §2, van het Mediadecreet.

Uit het voorgaande volgt dan ook dat Radio Pallieter een inbreuk heeft begaan op artikel 146, §2, eerste lid, van het Mediadecreet door een bestuurderswissel door te voeren zonder daarvan een kennisgeving te doen aan de VRM.

Gelet op het feit dat het een eerste dergelijke inbreuk betreft van Radio Pallieter, spreekt de VRM een waarschuwing uit.

Een zesde beslissing handelt over twee klachten gezamenlijk ingediend door VZW FamilyRadio Vlaanderen en BVBA Ment Media tegen BV BNL Radio. Beide klachten worden samengevoegd en behandeld (beslissing 2020/048).

Bij de eerste klacht voldoet volgens de klagende partijen BNL niet aan de decretale verplichtingen van een netwerkradio-omroeporganisatie omdat zij nalaat haar omroepprogramma’s door te geven via een etheromroepnetwerk (DAB+).

Bij de tweede klacht zendt volgens de klagende partijen BNL op acht van de haar toegekende FM-frequenties niet uit.

Uit het onderzoek van de VRM blijkt dat dit klopt en wordt het ook niet betwist door BNL maar wijt zij dit aan de economische impact van de coronacrisis, waardoor zij te lijden heeft onder een drastische daling van de inkomsten.

Aangezien BNL voor de vastgestelde inbreuken m.b.t. het doorgeven van de omroepprogramma’s via een etheromroepnetwerk nog niet eerder in gebreke is gesteld, dient zij de kans te krijgen om aan alle voorschriften te voldoen.

BNL wordt aldus in gebreke gesteld en krijgt uiterlijk tot 31 januari 2021 om haar omroepprogramma door te geven via etheromroepnetwerken die bestand zijn voor het aanbod van vrij te ontvangen radio-omroepprogramma’s en binnen het aan haar toegewezen zendgebied in FM uit te zenden.

Van de overige twaalf beslissingen zijn er negen genomen na het ambtshalve opstarten van een procedure.   

Vier beslissingen zijn genomen in het kader van de controle op het ongebruikt laten van de toegewezen zendmogelijkheden na het verkrijgen van een erkenning. Twee procedures werden stopgezet omdat de betrokken radio’s alsnog zijn beginnen uitzenden (beslissing 2020/009 – 2020/030). Met dien verstande dat bij beslissing 2020/030 de betrokken radio nog een administratieve geldboete kreeg omwille van een onvergunde verhuis. Twee procedures leidden wel degelijk tot een intrekking van de erkenning (beslissing 2020/029 – 202/036).

In een vijfde beslissing heeft de VRM nog een derde erkenning van een lokale radio ambtshalve ingetrokken nadat de radio zelf afstand van de erkenning deed (beslissing 2020/037).

Dit leidde dan ook tot een zesde beslissing waarbij een ambtshalve opgestarte procedure tegen diezelfde radio werd stopgezet (beslissing 2020/037).

Een zevende beslissing handelt over de ontkoppeling van het programma op 1 frequentie uit een frequentiepakket (beslissing 2020/024).

Een achtste beslissing sanctioneert een lokale radio die met een te hoog vermogen uitzond (beslissing 2020/038).

In een laatste beslissing werden twee lokale radio-omroeporganisaties met een administratieve geldboete gesanctioneerd wegens gestructureerde eenvormigheid in hun programmabeleid (beslissing 2020/041). 

De resterende drie beslissingen zijn genomen in het kader van de aanvraag van een zendvergunning die telkens werd geweigerd wegens het niet inpasbaar zijn in het frequentieplan (beslissing 2020/007 – beslissing 2020/033) of omdat de gevraagde frequentie geen deel uitmaakt van het digitaal Vlaams frequentieplan en er geen positief gecoördineerde ‘vrije’ TDAB+-frequenties beschikbaar zijn. (beslissing 2020/046).

In het kader van de stimuleringsregeling voor de audiovisuele sector nam de VRM in 2020 tien beslissingen.

In het kader van de stimuleringsregeling voor de audiovisuele sector verplicht artikel 184/1 van het Mediadecreet dienstenverdelers deel te nemen aan de productie voor audiovisuele diensten. De coproductieprojecten worden voor beoordeling van de ontvankelijkheid en de erkenning aan de VRM voorgelegd. In 2020 heeft de VRM de vier ingediende producties als coproductieproject erkend (beslissing 2020/011 –2020/012 – 2020/013 - 2020/014).

Sinds 2019 worden ook de particuliere niet-lineaire televisie-omroeporganisaties aan een stimuleringsregeling voor de audiovisuele sector onderworpen. Deze verplichting tot deelname aan de stimulering van de productie van Vlaamse audiovisuele werken is ook van toepassing op niet-lineaire televisie-omroeporganisaties die gevestigd zijn in een lidstaat van de Europese Unie en een aanbod hebben van niet-lineaire televisiediensten gericht op het Nederlandstalig grondgebied [28]. In het kader van deze regelgeving erkende de VRM bij beslissing 2020/015 één coproductieproject.

In een zesde beslissing wordt een lid van de beoordelingscommissie vervangen en wordt een nieuw lid benoemd (2020/026). 

In de overige vier beslissingen betreffende de stimuleringsregeling spreekt de VRM zich uit in het kader van haar toezichtsfunctie op de naleving van het Mediadecreet en de uitvoeringsbesluiten (beslissing 2020/003 – 2020/043 – 2020/044 – 2020/045).

Drie beslissingen betreffen telkens een inbreuk op de bepaling dat gerealiseerde coproductieprojecten alleen lineair en alleen door een televisieomroeporganisatie in open net kunnen worden uitgezonden (beslissing 2020/003 – 2020/043 – 2020/044).

Een vierde beslissing stelt een inbreuk vast op de bepaling dat elke voorafgaande uitzending door de dienstenverdeler van het coproductieproject aan de uitzending in open net verboden is (beslissing 2020/045).

Alle inbreuken worden met een waarschuwing gesanctioneerd.

In de huidige stand van de regelgeving en zijn ratio legis lijken er volgens de VRM in het kader van de stimuleringsregeling geen voorafgaande uitzendingen van een gerealiseerd coproductieproject in Vlaanderen mogelijk. Ook niet wanneer dit met de producent onderhandeld zou zijn.

In de drie meest recente beslissingen is de VRM van oordeel dat het Uitvoeringsbesluit moet worden aangepast, indien omroeporganisaties een preview-window van een gerealiseerd coproductieproject willen kunnen valoriseren. Op die manier kan de regelgever erop toezien dat alle partijen de nodige bescherming krijgen die men beoogt en dat tegelijk alle exploitatiemogelijkheden gevaloriseerd kunnen worden. (beslissing 2020/043 – 2020/044 – 2020/045).

In 2019 ontving de VRM een klacht van Broadcast Technology & Development (B.T.D.) B.V. tegen Norkring België NV. De klacht had betrekking op de niet-naleving van artikel 28 van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juli 2008 betreffende de voorwaarden en procedure voor het verkrijgen van een licentie voor het aanbieden van een radio- of televisieomroepnetwerk en de bijbehorende zendvergunningen (hierna : het Procedurebesluit) door het niet (tijdig) in gebruik nemen voor digitale televisie-uitzendingen van pakket 7 (bestaande uit kanaal 10) dat deel is van de licentie voor het aanbieden van een televisieomroepnetwerk door de VRM toegekend aan Norkring bij beslissing 2009/051.

Na het verstrijken van die termijn heeft de VRM in beslissing 2019/043 opnieuw vastgesteld dat de licentie niet in gebruik is genomen door via één zendlocatie met een maximaal zendbereik van zestig kilometer uit te zenden. Dit terwijl er reeds meer dan twee jaar verstreken is na het verwerven van de licentie. Norkring werd opnieuw in gebreke gesteld en diende de toestand uiterlijk op 31 juli 2020 geregulariseerd te hebben door aan alle voorschriften te voldoen.       

Na het verstrijken van die laatst genoemde termijn stelt de VRM begin 2021 stelt vast dat de licentie nog steeds niet in gebruik is genomen voor wat betreft frequentiekanaal 10 met als theoretisch beoogd gebied het Nederlandse taalgebied en het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad, door via één zendlocatie met een zendbereik van maximaal zestig kilometer uit te zenden, terwijl er reeds meer dan twee jaar verstreken is na het verwerven van de licentie. De VRM stelt vast dat de feitelijke situatie dezelfde is gebleven als op het ogenblik dat de beslissing 2019/043 werd genomen. Norkring heeft aldus geen enkele actie ondernomen om iets te wijzigen aan de situatie sinds de ingebrekestelling bij beslissing 2019/043. Aangezien Norkring zelf aanvoert geen business-case meer te hebben voor frequentiekanaal 10 en geen verdere acties meer te ondernemen acht de VRM een nieuwe regularisatietermijn niet meer nuttig en heeft de licentie voor wat betreft dat kanaal 10 ingetrokken (beslissing 2021/001). 


[28] Zie hieromtrent onder meer artikel 157, §§ 2 en 4, van het Mediadecreet en het Besluit van de Vlaamse Regering van 1 februari 2019 betreffende de deelname van de particuliere niet-lineaire televisieomroeporganisaties aan de productie van Vlaamse audiovisuele werken, bekrachtigd bij decreet van 26 april 2019, (hierna : het Uitvoeringsbesluit).

 

3.1.2. In 2020 hebben zestien beslissingen van de VRM betrekking op commerciële communicatie. De sancties waarmee de inbreuken daarbij gesanctioneerd worden, variëren van een waarschuwing tot administratieve geldboetes

In 2020 zijn geen klachten ingediend die commerciële communicatie als voorwerp hadden.

Alle zestien beslissingen zijn het resultaat van ambtshalve procedures op tegenspraak.

Net zoals de voorgaande jaren heeft de VRM in 2020 geen beslissingen genomen over alleenstaande reclameboodschappen.

De VRM heeft evenmin sanctionerend moeten optreden tegen het ontbreken van een logo voor productplaatsing of een gestileerde afbeelding van een tandenborstel bij het uitzenden van commerciële communicatie over suikerhoudend snoepgoed.

Het afgelopen jaar heeft de VRM toch opnieuw één keer een  overschrijding van het toegelaten percentage zendtijd besteed aan televisiereclame- en telewinkelspots vastgesteld (beslissing 2020/006).         

Ook in 2020 heeft de VRM één keer geoordeeld dat er sprake was van beïnvloeding en aantasting van de verantwoordelijkheid en de redactionele onafhankelijkheid van een omroeporganisatie door een programmasponsor (beslissing 2020/050). 

Deze beslissing gaat over de uitzendingen van ‘Familie’ waarbij sprake is van een verhaallijn (gedurende één week) rond de thematiek waarrond de programmasponsor GAIA actie voert en waarbij de confrontatie van de kijker met deze thematiek onontkoombaar is.

Op basis van het onderzoek komt de VRM tot de bevinding dat de aanwezigheid van het thema van de programmasponsor binnen de verhaallijn van het programma niet te wijten is aan een onwaarschijnlijk toevallige samenloop van omstandigheden, maar onmiskenbaar het gevolg van een bewuste redactionele keuze die gemaakt werd in het licht van  het sluiten  van een belangrijke sponsorovereenkomst. Voor de VRM is er dan ook duidelijk sprake van beïnvloeding van de inhoud van een programma, waardoor de verantwoordelijkheid en de redactionele onafhankelijkheid van DPG Media wezenlijk werden aangetast.

De overwegingen dat de betrokken verhaallijn een week heeft geduurd, die in 4 van de 5 afleveringen vaak in meerdere fragmenten aan bod is gekomen, in prime time werd uitgezonden waarbij een heel hoog weekgemiddeld kijkcijfer met dito marktaandeel behaald werd, hebben de VRM doen besluiten dat het hier om een zeer zware inbreuk gaat. Mede gelet op het bedrag van de sponsorovereenkomst is de inbreuk daarom gesanctioneerd met een administratieve geldboete van 25.000 euro.

In 2020 heeft de VRM één omroeporganisatie moeten sanctioneren wegens overtreding van de vijfminutenregel voor sponsoring rond kinderprogramma’s en de sponsoring van een kinderprogramma door een verboden sponsor (beslissing 2020/019).

De VRM controleerde het kinderprogramma ‘De Nachtwacht’ via het online videoplatform VRT NU (13 februari 2020).

Op het ogenblik van het onderzoek werden 6 afleveringen van dit programma op VRT NU aangeboden. De afleveringen worden telkens voorafgegaan en afgesloten door twee sponsorvermeldingen. Eén van de sponsorvermeldingen is afkomstig van een biermerk. 

Artikel 92, tweede lid, van het Mediadecreet bepaalt dat binnen een tijdsbestek van vijf minuten voor en na kinderprogramma’s geen sponsorvermeldingen mogen plaatsvinden. Bovendien stelt artikel 94 van het Mediadecreet dat kinderprogramma’s niet mogen gesponsord worden door ondernemingen waarvan de voornaamste activiteit bestaat in de vervaardiging of verkoop van alcoholhoudende dranken. 

De vaststellingen worden niet betwist door de VRT. 

De VRM besluit een administratieve geldboete van 7.500 euro op te leggen.

In 2020 hoefde slechts één keer sanctionerend te worden opgetreden tegen een inbreuk op de verplichting tot herkenbaarheid van reclame (beslissing 2020/034).

Het ontbreken van het logo voor sponsoridentificatie werd in 2020 twee keer gesanctioneerd met een administratieve geldboete. De reden daarvoor is te wijten aan het feit dat dergelijke inbreuk niet voor het eerst werd vastgesteld en/of dat er nog andere inbreuken werden vastgesteld (2020/004 – 2020/005).

In volgorde van grootte kunnen de overige beslissingen in twee groepen worden onderverdeeld : sponsorvermeldingen die aanzetten tot consumptie (beslissing 2020/010 - 2020/017 - 2020/018 - 2020/020 - 2020/021 – 2020/022 – 2020/027 – 2020/028) en regels in verband met productplaatsing (beslissing 2020/002 - 2020/004 - 2020/035).

3.1.3. Productplaatsing

Bij productplaatsing blijven overmatige aandacht (beslissing 2020/002 – 2020/004 – 2020/035) en het rechtstreeks aansporen tot aankoop of huur van goederen en diensten, in het bijzonder door die producten of diensten specifiek aan te prijzen (beslissing 2020/004 – 2020/035) aanleiding geven tot de voornaamste beslissingen omtrent productplaatsing.

In 2020 hebben twee van de drie beslissingen opnieuw betrekking op een grote (commerciële) televisieomroeporganisatie die telkens gesanctioneerd werd met een administratieve geldboete van 15.000 euro (beslissing 2020/002 – 2020/035).

In beslissing 2020/002 onderzocht de VRM de uitzending van Dagelijkse Kost (22 oktober 2019).

Overeenkomstig artikel 99 van het Mediadecreet mogen omroeporganisaties programma’s uitzenden die productplaatsing bevatten. Artikel 100, § 1, van het Mediadecreet bepaalt de voorwaarden waarin programma’s die productplaatsing bevatten, moeten voldoen. Zo mogen onder meer de producten of diensten in kwestie geen overmatige aandacht krijgen.

Uit de beelden en het onderzoek blijkt dat in de betroffen uitzending productplaatsing voor ‘Pur Natur’ (een merk voor producten zoals yoghurt, melk, boter, room en ijs) aanwezig is, waarbij de opstelling van de betrokken producten en de duurtijd waarin die in beeld komen, van dien aard zijn dat de VRT de limieten overschrijdt van de aandacht die in het geval van productplaatsing aan het product in kwestie mag worden besteed. In de aflevering is er sprake van een prominente aanwezigheid van de producten van het merk op het werkblad, waarbij het logo gedurende twee minuten van het veertien minuten durende programma heel duidelijk zichtbaar en centraal in beeld wordt gebracht. Hierdoor is er sprake van overmatige aandacht.

Bijgevolg begaat de VRT een overtreding tegen artikel 100, § 1, 3° van het Mediadecreet.

Bij het bepalen van de sanctie houdt de VRM rekening met het gegeven dat het programma in prime time werd uitgezonden en een groot aantal kijkers heeft bereikt. Daarenboven kan de VRM niet voorbijgaan aan het feit dat VRT reeds eerder bij beslissingen 2018/021 en 2017/046 voor een gelijkaardige inbreuk in hetzelfde programma werd gesanctioneerd.

Beslissing 2020/035 handelt over een uitzending van het programma ‘Snackmasters’. waarbij Vlaamse chefs het tegen elkaar moeten opnemen om op enkele dagen tijd een zo geslaagd mogelijke imitatie te maken van een bekende snack. In de betrokken aflevering gaat het om een snack (chips) ‘Grills’ (van het merk ‘Lays’).

‘Grills’ wordt tijdens de aflevering veelvuldig, langdurig, prominent en op een aantrekkelijke wijze in beeld gebracht en op een louter positieve manier becommentarieerd. Zo wordt de merknaam doorheen het programma veelvuldig vermeld en zijn talrijke sequenties waarin visuele aandacht is voor het product en/of de bekende verpakking met de merkbenaming.

Overeenkomstig artikel 99 van het Mediadecreet is het toegestaan om programma’s uit te zenden die productplaatsing bevatten. Dergelijke programma’s dienen echter wel te voldoen aan de voorwaarden die zijn opgenomen in artikel 100, § 1, van het Mediadecreet.

Programma’s die productplaatsing bevatten mogen onder meer niet rechtstreeks aansporen tot aankoop of huur van goederen of diensten, in het bijzonder door die producten of diensten specifiek aan te prijzen (artikel 100, § 1, 2°, van het Mediadecreet), noch mogen de producten of diensten in kwestie overmatige aandacht krijgen (artikel 100, 1, 3°, van het Mediadecreet).

De VRM besluit dat ook dat de betrokken uitzending van Snackmasters niet voldoet aan deze twee bepalingen. Er is zowel sprake van rechtstreekse aansporing tot consumptie als van overmatige aandacht.

De derde beslissing heeft betrekking op de uitzending van een regionale televisieomroeporganisatie die daarvoor een administratieve geldboete van 3000 euro kreeg (beslissing 2020/004). Bij het bepalen van de sanctie hield de VRM immers rekening met het gegeven dat dergelijke inbreuken niet voor het eerst bij AVS worden vastgesteld.

3.1.4.  Sponsorvermeldingen

In 2020 handelen opnieuw acht beslissingen die commerciële communicatie betreffen over sponsorvermeldingen die niet beantwoorden aan de definitie van sponsoring omdat in de vermelding werd aangezet tot consumptie (zie hoger punt 3.1.2.).

In alle gevallen oordeelde de VRM dat er sprake was van een inbreuk op het Mediadecreet en werd een administratieve geldboete opgelegd.

3.1.5. Herkenbaarheid van commerciële communicatie

De VRM blijft hier aandacht voor hebben, of het nu gaat om reclame (beslissing 2020/034) of sponsoridentificatie (beslissing 2020/004 – 2020/005).

Het gegeven dat er bij de kijkers/luisteraars verwarring kan ontstaan tussen commerciële communicatie en redactionele inhoud, is daarbij de voornaamste bezorgdheid.