Korte samenvatting van de beslissing:
De VRM ontving een klacht tegen de uitzending van het programma ‘Vive le Vélo’ (16 juli 2024 – VRT1). Volgens de klager is het programma uitgegroeid tot “een vehikel om het commerciële bedrijf dat geënt is op dat programma eindeloos exposure te geven”, met name doordat de grenzen van ‘product placement’ worden overschreden en er na het programma ook nog een ‘call to action’ volgt met verwijzing naar de webshop.
De klager verwijst hierbij in het bijzonder naar de drinkglazen op de tafel (“met een megalogo ‘Vive le Vélo”), het gegeven dat de presentator elke dag een ander t-shirt uit de kledinglijn draagt, er spots lopen over de fietstochten voor het programma en er bovendien ook nog een ‘call to action’ komt na het programma met een heel groot billboard en de verwijzing naar de online shop.
Volgens de klager “[kan] het niet de bedoeling […] zijn dat de openbare omroep fungeert als een promokanaal voor één enkel bedrijf dat toevallig dan ook dat van de presentator is”.
Voor de behandeling van de klacht wordt door de VRM aan VRT meer informatie opgevraagd over de overeenkomst tussen VRT en bv ‘Vive la Vie’, die de kledingcollectie onder de naam ‘Vive le Vélo’ op de markt brengt.
Beoordeling door de VRM:
Uit de stukken die VRT in het kader van haar verweer voorbrengt blijkt in de eerste plaats dat VRT zelf over de intellectuele eigendomsrechten beschikt met betrekking tot de naam ‘Vive le Vélo’ (en het bijhorende semi-figuratieve teken) en ‘Vive le Vélo’ dus een eigen handelsmerk van VRT betreft.
VRT ontkent niet dat zij voor de merchandising en het vermarkten van het merk en daarvan afgeleide diensten/producten, zoals de betrokken t-shirts, een licentieovereenkomst heeft afgesloten met een derde partij, waartoe VRT gerechtigd is. Uit deze overeenkomst, en de door de VRM bijkomende opgevraagde informatie, die door VRT op vertrouwelijke basis aan de VRM werd meegedeeld, blijkt dat VRT hierbij van de licentienemer vergoedingen ontvangt die in casu als een substantieel deel van de opbrengsten van de commercialisering van de producten/diensten kunnen worden beschouwd. Dit volstaat om te kunnen spreken van eigen producten/diensten van VRT, en met name om te oordelen dat er in voorliggend geval sprake is van zelfpromotie (in de zin van artikel 2, 46°, van het Mediaedecreet).
Het opnemen van en verwijzen naar het VRT-handelsmerk ‘Vive le Vélo’ en afgeleide producten, in het gelijknamige programma, zoals uitgezonden op 16 juli 2024 op VRT1, betreft bijgevolg geen productplaatsing in de zin van artikel 2, 30°, van het Mediadecreet. VRT begaat bijgevolg geen inbreuk op de voorwaarden die gelden bij productplaatsing (artikel 100 van het Mediadecreet).
De promotionele boodschap die na het programma werd uitgezonden betreft bijgevolg reclame die gericht is op zelfpromotie, deze is uitgesloten van het voor VRT geldende reclameverbod. Bijgevolg is er geen schending van artikel 50 van het Mediadecreet.
De klacht tegen VRT wordt bijgevolg ongegrond verklaard.