Korte samenvatting van de beslissing:
De VRM ontving een klacht tegen NV Vlaamse Radio- en Televisieomroeporganisatie (VRT). De klacht heeft betrekking op de “live-uitzending op […] VRTNWS van de juridische verdediging van Sihame El Kaouakibi in een gerechtelijk geschil”, op 22 februari 2021 omstreeks 13u30.
Volgens de klager schond VRT door deze uitzending haar plicht tot onpartijdige berichtgeving en vertoonde zij een gebrek aan redactionele onafhankelijkheid, met name omdat de uitzending stopte toen de vragenronde begon.
Als volksvertegenwoordiger voor de politieke fractie Vlaams Belang stelt de klager vast dat “een dergelijk forum [zijn] politieke fractie nooit wordt gegund.” Volgens de klager blijkt deze ongelijke behandeling ook uit een recente studie van de Universiteit Antwerpen en de Vrije Universiteit Brussel.
Beoordeling door de kamer voor onpartijdigheid en bescherming van minderjarigen
Klachten die bij de kamer voor onpartijdigheid en bescherming van minderjarigen worden ingediend zijn slechts ontvankelijk indien ze voldoen aan de voorwaarden, voorgeschreven in artikel 220, § 2, van het Mediadecreet, en nader uitgewerkt in artikel 12, eerste lid, van het Procedurebesluit.
De klager dient blijkt te geven van een benadeling of belang, wat wil zeggen dat hij niet louter kan optreden in het algemeen belang. Hij moet aantonen over een persoonlijk, specifieker dan het algemeen belang of het belang van elke kijker of burger, te beschikken bij de aangeklaagde schending van de decretale bepalingen waarop deze kamer toezicht houdt. Bovendien dient de benadeling of het belang een actueel en niet louter een hypothetisch karakter te hebben.
Als een klacht niet in eigen naam wordt ingediend, dient de klager daarenboven over de hoedanigheid en bevoegdheid te beschikken om de andere persoon of entiteit te vertegenwoordigen. Ook politieke partijen kunnen op die manier klachten indienen bij deze kamer, maar dit dient bijgevolg steeds te gebeuren door een door de leden gemachtigd persoon (doorgaans de partijvoorzitter).
Voor zover de klager daadwerkelijk ook in naam van zijn partij klacht zou hebben willen indienen, geeft hij in ieder geval niet aan gemachtigd te zijn om namens Vlaams Belang klacht in te dienen.
Zijn klacht wordt dan ook beschouwd als een klacht die louter in eigen naam is ingediend. Hij kan weliswaar als politiek mandataris, Vlaams volksvertegenwoordiger voor Vlaams Belang, in eigen naam over een belang beschikken bij de wijze waarop over zijn partij in de media wordt bericht.
Wat in de eerste plaats het onderdeel van de klacht betreft over de vermeende partijdigheid en de eenzijdigheid van de gewraakte uitzending, blijkt uit de beelden dat er geen politieke of ideologische strekkingen in aan bod komen, zoals bedoeld in artikel 39, tweede lid, van het Mediadecreet. Noch K.S., noch het Vlaams Belang vormen op enige wijze het onderwerp van de uitzending en zij kunnen er, zoals de klager bevestigt, geenszins rechtstreeks mee in verband worden gebracht.
De klager kan op basis van de inhoud van de uitzending dan ook niet het vereiste belang laten gelden. K.S. beschikt in deze, weze het in persoonlijke naam dan wel in zijn hoedanigheid van Vlaams volksvertegenwoordiger zetelend in de Commissie Media niet over een voldoende geïndividualiseerd belang dat specifieker is dan het belang dat elke kijker of burger kan inroepen ten opzichte van de onpartijdigheidsverplichtingen die gelden voor VRT.
De klager beschikt bijgevolg niet over een persoonlijk belang, noch rechtstreeks, noch onrechtstreeks via zijn partij, bij de grief dat niet enkel de inhoud maar ook de keuze van VRT om de persontmoeting te streamen gebaseerd was op partijdige motieven.
In een tweede onderdeel van de klacht voert de klager aan dat zijn politieke partij systematisch wordt gediscrimineerd door VRT, hetgeen ook zou blijken uit academisch onderzoek.
K.S. toont geen actuele benadeling of belang aan en beroept zich veeleer op een hypothetisch belang. Dergelijk belang volstaat niet om een ontvankelijke klacht tegen een bepaalde uitzending in te dienen voor deze kamer.
Dit geldt ook voor het argument dat de politieke hoedanigheid van mevr. El Kaouakibi doorslaggevend zou zijn geweest bij de bepaling van de nieuwswaardigheid van de persontmoeting en de uitzending niet zou hebben plaatsgevonden indien mevr. El Kaouakibi geen politica was geweest. Dit betreft een hypothetische situatie die niet volstaat voor het aantonen van een actueel belang, nodig voor het indienen van een klacht bij deze Kamer.
Waar de klager stelt dat “een dergelijk forum zijn politieke fractie nooit wordt gegund, laat staan dat dit het geval zou zijn in situaties waarin iemand van zijn fractie in een gerechtelijk geschil zou zitten” beroept hij zich eveneens op een hypothetisch belang.
Aangezien de klager niet over het decretaal vereiste belang beschikt om de persconferentie, uitgezonden op 22 februari 2021 op vrtnws.be, voor deze Kamer aan te klagen op basis van artikel 39 van het Mediadecreet, kan deze uitzending ook niet worden aangegrepen als een zogenaamde voorbeeldcasus om vermeende systematische discriminatie van Vlaams Belang door VRT aan te klagen, zoals de klager aangeeft te willen doen.
De klager duidt immers geen andere concrete uitzendingen aan die op zichzelf als voorwerp van de klacht zouden kunnen worden beschouwd of als vergelijkingspunten uit het ruimere programma-aanbod zouden kunnen worden gebruikt door deze kamer voor de beoordeling van mogelijke discriminatie.
De kamer voor onpartijdigheid en bescherming van minderjarigen is bijgevolg van oordeel dat de klager niet beschikt over het rechtens vereiste belang of enige benadeling bij de ingediende klacht. Bijgevolg wordt de klacht onontvankelijk verklaard.