De kamer voor onpartijdigheid en bescherming van minderjarigen ontving een klacht van G.J. tegen NV Vlaamse Radio- en Televisieomroeporganisatie (VRT).
De klacht had betrekking op een nieuwsitem uit het 'Journaal' van 4 december 2011. Het nieuwsbericht luidde als volgt:
"Newt Gingrich, één van de republikeinse presidentskandidaten, eist het ontslag van de Amerikaanse ambassadeur in België. Volgens Gingrich maakte ambassadeur Howard Gutman zich schuldig aan antisemitisme. Gutman, zelf joods, stelde zich deze week vragen bij de houding van de joden tegenover de moslims."
Volgens de klager bevatte dit nieuwsbericht foutieve en onvolledige informatie. Dit enerzijds over het standpunt van de republikeinse presidentskandidaat Gingrich en anderzijds over de uitspraken van Howard Gutman, de Amerikaanse ambassadeur in België.
Bij het beoordelen van de ontvankelijkheid van de klacht, oordeelt de kamer voor onpartijdigheid en bescherming van minderjarigen dat niet is aangetoond dat het belang dat de klager inroept verschilt van het belang dat elke kijker, luisteraar of burger kan inroepen. De kamer voor onpartijdigheid en bescherming van minderjarigen is van oordeel dat de klacht bijgevolg als een vorm van niet-ontvankelijke 'actio popularis' moet worden beschouwd. De klager heeft evenmin aanneembaar kunnen maken dat de gewraakte uitzending hem op één of andere manier persoonlijk benadeeld heeft.
De kamer voor onpartijdigheid en bescherming van minderjarigen van de VRM is bijgevolg van oordeel dat de klagergeen blijk geeft van het vereiste belang of van enige benadeling. De klacht is bijgevolg niet ontvankelijk.