9.5. European Media Freedom Act
De European Media Freedom Act (hierna EMFA) trad in werking op 7 mei 2024, maar zal echter voor het grootste deel pas van toepassing worden vanaf 8 augustus 2025 (vijftien maanden na de inwerkingtreding).
Een Europese verordening, zoals de EMFA, is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten en vereist in principe weinig of geen omzetting. Bij de EMFA zou dit anders kunnen zijn, door de vele ‘open’ bepalingen die zij bevat.
In de EMFA wordt aan de bestaande mediaregulatoren in de zin van de Richtlijn AVMD een grote rol toebedeeld voor toezicht en handhaving. Het toepassingsgebied van de EMFA bestaat specifiek uit de sector van de mediadiensten, waardoor de EMFA in hoofdzaak zal raken aan de Vlaamse bevoegdheid voor de inhoudelijke en technische aspecten voor de audiovisuele en auditieve mediadiensten, inclusief het toezicht op deze mediaregelgeving.
De VRM zal in principe, samen met de andere mediaregulatoren in België, belast worden met de ontwikkeling van een nationale databank voor media-eigendom. De informatie die in deze openbare databank moet zitten is uitgebreider dan de informatie die momenteel ter beschikking wordt gesteld via het mediaconcentratierapport.
Er zal ook overleg gepleegd moeten worden met de perssector, aangezien de mediadiensten waarover sprake is in de EMFA ruimer zijn dan de audiovisuele mediadiensten waarop de AVMSD betrekking heeft (en dus ook de geschreven pers omvatten). Er moet dus in een procedure voorzien worden waarbij mediaregulatoren kunnen samenwerken met zelfregulerende organen van de geschreven pers, en worden bepaald welke organen dit dan zouden zijn.
De taken van de Europese Raad voor Mediadiensten (EBMS), die dus in de plaats zal komen van ERGA, zullen uitgebreider zijn dan die van ERGA. Indien een lidstaat meer dan één NRI heeft, zorgen die NRI’s indien nodig voor onderlinge coördinatie en benoemen ze een gezamenlijke vertegenwoordiger.
De lidstaten moeten in hun nationale regelgeving materiële en procedurele regels opnemen ter voorafgaande beoordeling (die zich onderscheidt van de beoordelingen op grond van het mededingingsrecht) van concentraties op de mediamarkt die van aanzienlijke invloed zouden kunnen zijn op de pluriformiteit van de media en op de redactionele onafhankelijkheid. Dit betreft een nieuwe taak voor de VRM waarvoor procedures uitgewerkt moeten worden.
Mogelijke andere bijkomende taken voor de VRM hebben betrekking op
- verklaringen van aanbieders van mediadiensten in het kader van hun ‘media-privilege’ ten aanzien van VLOP’s,
- aanbieders van systemen voor publieksmeting aanmoedigen gedragscodes op te stellen, en
- mogelijkheden om het media-aanbod via gebruikersinterfaces te personaliseren
Hoe dan ook zullen binnen België afspraken moeten worden gemaakt, via een (bijkomend) samenwerkingsakkoord, of andere minder formele overlegvormen, tussen de verschillende betrokken bevoegde overheden en (gebeurlijk zelfregulerende) instanties, met betrekking tot de toepassing, implementatie en handhaving van de EMFA.
Dit volgt minstens uit het gegeven dat het toepassingsgebied van de EMFA niet louter beperkt is tot audiovisuele en auditieve mediadiensten, maar bv. ook de ‘geschreven pers’ omvat, de EMFA kwesties regelt die ook raken aan andere rechtsdomeinen dan het mediarecht (zoals het mededingingsrecht of de bescherming van het journalistieke bronnengeheim) en elke lidstaat maar over één stem in de Europese Raad voor Mediadiensten (EBMS) zal beschikken.
De EMFA stelt in ieder geval uitdrukkelijk dat de lidstaten er moeten voor zorgen dat de ‘nationale regulerende instanties of organen’ (mediaregulatoren, zoals de VRM) over adequate financiële, personele en technische middelen beschikken om hun taken op grond van de EMFA uit te voeren.
Gelet op de bijkomende taken, lijkt het nodig extra middelen aan de VRM te verschaffen.