9.1. Beslissingen genomen na een bij de VRM ingediende klacht

A. KLACHT TEGEN EEN RADIO-OMROEPORGANISATIE

1. VZW Radio Flash tegen VZW Radio Sint-Jan, VZW Lokale Omroep Kempen Media, VZW Radio Venus en VZW Brasschaatse Radio Omroep (B.R.O.) - 2014/007

De VRM ontving een klacht van Radio Flash (Mortsel/Hove) tegen lokale radio's Radio Sint-Jan(Willebroek), Club FM Herentals, Radio Venus (Keerbergen/Haacht) en B.R.O. (Brasschaat), wegens storingen.

Het BIPT voerde daarop controles uit bij de aangeklaagde lokale radio's. Uit de controles van het BIPT bleek dat:

  • Radio Sint-Jan uitzond met een lager zendvermogen dan vergund.
  • Club FM Herentals uitzond met een te hoog zendvermogen (200 Watt i.p.v. 32 Watt) en gebruikmaakte van een ander type zender dan vergund.
  • Radio Venus uitzond met een te hoog zendvermogen (300 Watt i.p.v. 100 Watt), de antennehoogte bedroeg 34 meter (i.p.v. de vergunde 30 meter).
  • B.R.O. uitzond met een ander type zender dan vergund, gebruikmaakte van een andere dipolenconfiguratie dan vergund.

De VRM besluit dat Club FM Herentals, Radio Venus en B.R.O. niet hebben uitgezonden conform hun zendvergunning. De VRM legt deze lokale radio-omroeporganisaties een geldboete op van 750 euro.

B. KLACHT TEGEN EEN TELEVISIEOMROEPORGANISATIE

1. A.V.I. + Piano's Jacek en Svetlo BVBA - J.B. tegen NV Vlaamse Radio- en Televisieomroeporganisatie - 2014/001

De VRM legt de VRT een boete op van 5.000 euro wegens het niet naleven van de regelgeving m.b.t. productplaatsing.

De VRM ontving twee klachten (één klacht van de zaakvoerder van Piano's Van Innis, één klacht van één van de oprichters van Piano's Jacek & Svetlo BVBA) tegen het onrechtmatig promoten van bepaalde pianofirma's op de VRT, dit ten nadele van de eigen firma. De klagers verwezen hiervoor onder andere naar de uitzending van 'De Zevende Dag' op Eén (10 november 2013 - met afsluitend optreden van Ozark Henry) en de uitzending van 'Reyers Laat' op Canvas (13 november 2013 - optreden van Celien en Margriet).

Tijdens de optredens komt het logo met de handelsnaam van piano's 'Maene' verschillende malen in beeld, gaande van telkens 3 seconden vertoning tot uitschieters van 11 seconden voor de aflevering van 'De Zevende Dag' en 15 seconden in het geval van 'Reyers Laat'.

Het feit dat de gefactureerde bedragen tussen piano's Maene en de VRT aanzienlijk lager liggen dan wat vermeld staat op de website van de pianoleverancier en dat het logo met handelsnaam meerdere malen duidelijk in beeld komt, doet de VRM besluiten dat hoogstens een deel van de dienst tegen betaling werd geleverd terwijl minstens een deel van de dienst gratis werd geleverd in ruil voor het regelmatig in beeld brengen van het logo van de pianoleverancier.

De VRM is van oordeel dat in deze sprake is van productplaatsing. Het Mediadecreet laat productplaatsing toe, mits naleving van enkele voorwaarden. Zo mag er in geval van productplaatsing geen overmatige aandacht zijn voor het product of merk in kwestie. De VRM meent dat in dit geval wel degelijk sprake is van overmatige aandacht. De VRM is van oordeel dat de VRT de mogelijkheid had om de muzikale acts zo in beeld te brengen dat er minder aandacht voor het betrokken logo zou zijn. Bovendien ontbreekt ook de aanduiding voor productplaatsing aan het begin en einde van de desbetreffende programma's.

De VRM legt de VRT voor deze overtredingen een geldboete van 5.000 euro op. Bij het bepalen van de sanctie houdt de VRM er rekening mee dat het een zeer ernstige overtreding betreft, anderzijds wordt ook rekening gehouden met het gegeven dat de programma's quasi live werden uitgezonden en de pianomarkt eerder een nichesegment is.

2. Peter Mertens tegen NV Vlaamse Radio- en Televisieomroeporganisatie - 2014/009

De kamer voor onpartijdigheid en bescherming van minderjarigen ontvingen twee klachten (Peter Mertens - voorzitter PVDA+ en Jonas Degrave - bestuurslid Piratenpartij) tegen "Doe de stemtest" (VRT). De klagers halen aan dat hun partijen worden uitgesloten van deelname aan "Doe de stemtest".

De klagers menen daarbij dat artikel 39 van het Mediadecreet wordt geschonden.

Wat het toezicht op artikel 39 van het Mediadecreet betreft, doet de VRM uitspraak naar aanleiding van klachten die op straffe van ontvankelijkheid uiterlijk de vijftiende dag na de uitzending van het programma is ingediend.

Om aan de vereiste van de ontvankelijkheid te voldoen, moet de klager volgens het Procedurebesluit de datum van de uitzending van het programma aangeven met vermelding van de dag en het uur waarop de uitzending heeft plaatsgevonden.

Aangezien "Doe de stemtest" (nog) niet als programma was uitgezonden, voldeed de klacht niet aan de gestelde voorwaarden uit het Procedurebesluit. De klachten worden dan ook kennelijk onontvankelijk verklaard.

3. Jonas Degrave tegen NV Vlaamse Radio- en Televisieomroeporganisatie - 2014/010

De kamer voor onpartijdigheid en bescherming van minderjarigen ontvingen twee klachten (Peter Mertens - voorzitter PVDA+ en Jonas Degrave - bestuurslid Piratenpartij) tegen "Doe de stemtest" (VRT). De klagers halen aan dat hun partijen worden uitgesloten van deelname aan "Doe de stemtest".

De klagers menen daarbij dat artikel 39 van het Mediadecreet wordt geschonden.

Wat het toezicht op artikel 39 van het Mediadecreet betreft, doet de VRM uitspraak naar aanleiding van klachten die op straffe van ontvankelijkheid uiterlijk de vijftiende dag na de uitzending van het programma is ingediend.

Om aan de vereiste van de ontvankelijkheid te voldoen, moet de klager volgens het Procedurebesluit de datum van de uitzending van het programma aangeven met vermelding van de dag en het uur waarop de uitzending heeft plaatsgevonden.

Aangezien "Doe de stemtest" (nog) niet als programma was uitgezonden, voldeed de klacht niet aan de gestelde voorwaarden uit het Procedurebesluit. De klachten worden dan ook kennelijk onontvankelijk verklaard.

4. VZW Nationale Beroepsvereniging van Meubelhandelaars tegen NV Medialaan (VTM - Telefacts) - 2014/021

De VRM ontving een klacht van de Nationale Beroepsvereniging van Meubelhandelaars tegen NV Medialaan. De klacht heeft betrekking op de uitzending van het VTM-programma Telefacts (8 april 2014) met als onderwerp een reportage over meubelketen IKEA. Volgens de klager bevat het programma verborgen reclame door de overmatige aandacht met publicitair karakter.

In het Mediadecreet wordt commerciële communicatie alsvolgt gedefinieerd: "beelden of geluiden die dienen om rechtstreeks of onrechtstreeks de goederen, de diensten of het imago van een natuurlijke persoon of rechtspersoon die een economische activiteit verricht, te promoten. Dergelijke beelden of geluiden vergezellen of maken deel uit van een programma, tegen betaling of een soortgelijke vergoeding of voor zelfpromotie. Vormen van commerciële communicatie zijn onder meer reclame, sponsoring, telewinkelen en productplaatsing."

In de Telefacts-reportage wordt een beeld geschetst van, en een onderzoek gevoerd naar het business model van IKEA. In de reportage wordt achtergrondinformatie over de werking van IKEA gegeven en komen onder mee medewerkers van het bedrijf aan het woord.

De algemene kamer beslist dat het gegeven dat in de reportage het merk IKEA herhaaldelijk wordt vermeld en de IKEA-producten worden getoond, niet volstaat om te concluderen dat het om commerciële communicatie gaat. Uit de definitie van commerciële communicatie volgt dat er sprake moet zijn van promotie van een goed, dienst of handelsmerk.

Uit de uitgezonden beelden kan volgens de algemene kamer niet worden afgeleid dat deze een promotioneel karakter zouden hebben. Er is geen sprake van eenzijdige positieve aandacht of een totaal gebrek aan kritische beoordeling. In de reportage wordt volgens de algemene kamer evenzeer aandacht besteed aan minder positieve aspecten van de strategie en activiteiten van IKEA. Het komt niet aan de VRM om - zoals de klager suggereert - te gaan afwegen of de positieve en negatieve aspecten over het bedrijf in juiste verhouding werden weergegeven, aangezien dit een te verregaande inbreuk zou inhouden op de redactionele vrijheid van de omroeporganisatie.

De algemene kamer besluit aldus dat de klacht ontvankelijk doch ongegrond is.

5. Partij van de Arbeid tegen NV Vlaamse Radio- en Televisieomroeporganisatie - 2014/025

De VRM ontving een klacht van de Partij van de Arbeid (PVDA+) tegen NV VRT. De klacht heeft betrekking op de uitsluiting van PVDA+ uit 'Stemtest 2014'. Volgens PVDA+ werd zij niet in de stemtest opgenomen omwille van het feit dat de PVDA+ nog geen vertegenwoordigers heeft in de federale en regionale parlementen. PVDA+ meent dat deze uitsluiting in strijd is met het principe dat stelt dat alle programma's met een algemeen informatieve inslag en alle informatieve programmaonderdelen in een geest van politieke en ideologische onpartijdigheid moeten worden verzorgd (artikel 39 van het Mediadecreet).

De VRM ontving eveneens een klacht van de Piratenpartij tegen NV VRT. De klacht heeft betrekking op het niet opnemen van de Piratenpartij in 'Stemtest 2014'. De Piratenpartij meent te voldoen aan de selectiecriteria voor opname in de stemtest. Volgens de Piratenpartij is de conclusie dat de stemtest bestaat uit een arbitraire selectie aan partijen en is artikel 39 van het Mediadecreet geschonden.

Beoordeling door VRM

Het discriminatieverbod en de verplichting tot onpartijdigheid zoals bedoeld in artikel 39 van het Mediadecreet zijn van toepassing op omroepdiensten. Omroepdiensten vormen een subcategorie binnen de ruimere categorie van omroepactiviteiten die het volledige Vlaamse bevoegdheidsdomein op het vlak van radio-omroep en televisie bestrijkt. De definitie van omroepdiensten is gebaseerd op de definitie van audiovisuele mediadiensten, zoals omschreven in de Europese Richtlijn Audiovisuele Mediadiensten. Deze definitie is technologie-neutraal naar wat de gebruikte infrastructuur, netwerken of eindapparatuur betreft. Dit impliceert dat ook websites en andere online toepassingen onder het toezicht van de VRM kunnen ressorteren en binnen het toepassingsgebied van het Mediadecreet kunnen vallen, indien het omroepdiensten betreft (wat voor 'Stemtest 2014' niet het geval is).

Eén van de vereisten om van een omroepdienst te kunnen spreken is dat er programma's worden geleverd. Een programma wordt in het Mediadecreet omschreven als "een reeks bewegende beelden, al dan niet met geluid, of een reeks van klanken of geluiden, die een afzonderlijk element van een door een omroeporganisatie opgesteld schema of een catalogus vormt; voorbeelden van programma's zijn bioscoopfilms, sportevenementen, komische series, documentaires, kinderprogramma's en origineel drama."

De kamer voor onpartijdigheid en bescherming van minderjarigen beschouwt 'Stemtest 2014' niet als een programma in de zin van het Mediadecreet. Het gaat immers niet om een reeks bewegende beelden (te vergelijken met televisie), maar om een interactieve online internetapplicatie, waarbij de deelnemer stellingen moet beantwoorden. Het aanbieden van 'Stemtest 2014' wordt bijgevolg niet als een omroepdienst beschouwd.

Bijgevolg is de kamer voor onpartijdigheid en bescherming van minderjarigen niet bevoegd om 'Stemtest 2014' te toetsen aan artikel 39 van het Mediadecreet. De ingediende klachten worden onontvankelijk verklaard. 

6. Piratenpartij tegen NV Vlaamse Radio- en Televisieomroeporganisatie - 2014/026

De VRM ontving een klacht van de Partij van de Arbeid (PVDA+) tegen NV VRT. De klacht heeft betrekking op de uitsluiting van PVDA+ uit 'Stemtest 2014'. Volgens PVDA+ werd zij niet in de stemtest opgenomen omwille van het feit dat de PVDA+ nog geen vertegenwoordigers heeft in de federale en regionale parlementen. PVDA+ meent dat deze uitsluiting in strijd is met het principe dat stelt dat alle programma's met een algemeen informatieve inslag en alle informatieve programmaonderdelen in een geest van politieke en ideologische onpartijdigheid moeten worden verzorgd (artikel 39 van het Mediadecreet).

De VRM ontving eveneens een klacht van de Piratenpartij tegen NV VRT. De klacht heeft betrekking op het niet opnemen van de Piratenpartij in 'Stemtest 2014'. De Piratenpartij meent te voldoen aan de selectiecriteria voor opname in de stemtest. Volgens de Piratenpartij is de conclusie dat de stemtest bestaat uit een arbitraire selectie aan partijen en is artikel 39 van het Mediadecreet geschonden.

Beoordeling door VRM

Het discriminatieverbod en de verplichting tot onpartijdigheid zoals bedoeld in artikel 39 van het Mediadecreet zijn van toepassing op omroepdiensten. Omroepdiensten vormen een subcategorie binnen de ruimere categorie van omroepactiviteiten die het volledige Vlaamse bevoegdheidsdomein op het vlak van radio-omroep en televisie bestrijkt. De definitie van omroepdiensten is gebaseerd op de definitie van audiovisuele mediadiensten, zoals omschreven in de Europese Richtlijn Audiovisuele Mediadiensten. Deze definitie is technologie-neutraal naar wat de gebruikte infrastructuur, netwerken of eindapparatuur betreft. Dit impliceert dat ook websites en andere online toepassingen onder het toezicht van de VRM kunnen ressorteren en binnen het toepassingsgebied van het Mediadecreet kunnen vallen, indien het omroepdiensten betreft (wat voor 'Stemtest 2014' niet het geval is).

Eén van de vereisten om van een omroepdienst te kunnen spreken is dat er programma's worden geleverd. Een programma wordt in het Mediadecreet omschreven als "een reeks bewegende beelden, al dan niet met geluid, of een reeks van klanken of geluiden, die een afzonderlijk element van een door een omroeporganisatie opgesteld schema of een catalogus vormt; voorbeelden van programma's zijn bioscoopfilms, sportevenementen, komische series, documentaires, kinderprogramma's en origineel drama."

De kamer voor onpartijdigheid en bescherming van minderjarigen beschouwt 'Stemtest 2014' niet als een programma in de zin van het Mediadecreet. Het gaat immers niet om een reeks bewegende beelden (te vergelijken met televisie), maar om een interactieve online internetapplicatie, waarbij de deelnemer stellingen moet beantwoorden. Het aanbieden van 'Stemtest 2014' wordt bijgevolg niet als een omroepdienst beschouwd.

Bijgevolg is de kamer voor onpartijdigheid en bescherming van minderjarigen niet bevoegd om 'Stemtest 2014' te toetsen aan artikel 39 van het Mediadecreet. De ingediende klachten worden onontvankelijk verklaard.

7. C.F. tegen NV Media Ad Infinitum (Vitaya) - 2014/027

De VRM ontving een klacht tegen het programma 'Hoe schoon is ...' (11 mei 2014 - Vitaya - 17u10). Volgens de klaagster, een moeder van twee jonge kinderen, bevat de uitzending "zeer expliciete erotische beelden". Zo wordt gefilmd in een parenclub, waarbij de kijker "door het beeld vliegende gebruikte condooms, billen en seksuele handelingen", te zien krijgt. De klaagster vindt "het op deze expliciete en smakeloze manier in beeld brengen van seksualiteit op dit uur van de dag onacceptabel en schadelijk voor kinderen".

Absoluut / relatief verbod

Het Mediadecreet bevat enerzijds een absoluut verbod op uitzendingen die de lichamelijke, geestelijke of zedelijke ontwikkeling van minderjarigen 'ernstig kunnen aantasten' en anderzijds een relatief verbod op uitzendingen die 'schade kunnen toebrengen' aan de lichamelijke, geestelijke of zedelijke ontwikkeling van minderjarigen.

De VRM is van oordeel dat de gecontroleerde uitzending onder het relatief verbod valt. Uitzendingen die onder het relatief verbod vallen mogen worden getoond indien ofwel door technische maatregelen (codering) ofwel door de keuze van het tijdstip van uitzending (en door akoestische of visuele waarschuwing) gewaarborgd wordt dat minderjarigen de uitzendingen normaliter niet zullen zien of beluisteren.

Beoordeling door VRM

De kamer voor onpartijdigheid en bescherming van minderjarigen meent dat het ongecodeerd uitzenden om 17u10 van een programma dat schadelijk kan zijn voor minderjarigen (meer bepaald kinderen onder de twaalf jaar) te vroeg is en tot gevolg heeft dat niet kan worden gewaarborgd dat geen kinderen de uitzendingen zullen zien. Bovendien vereist artikel 42, derde lid, van het Mediadecreet dat dergelijke programma's, indien ze ongecodeerd worden uitgezonden, gedurende de hele uitzending herkenbaar zijn aan een visueel symbool. Het gedurende een vijftal seconden tonen van een '12+'logo bij het begin van de uitzending en na elke reclameonderbreking, miskent deze decretale voorwaarde en volstaat dus niet om de kijkers te waarschuwen voor beelden die schadelijk kunnen zijn voor kinderen.

De kamer voor onpartijdigheid en bescherming van minderjarigen besluit dat Vitaya een inbreuk heeft gepleegd op de bepalingen van het Mediadecreet. Gelet op onder meer de goede intenties bij de betrokken omroeporganisatie die aan de grondslag liggen van de invoering van het leeftijdslabel '12+' en de bereidheid van Vitaya om het label meer bekendheid te geven en te verduidelijken, legt VRM een waarschuwing op.

8. J.M.D. tegen NV SBS Belgium (VIER - Comedy Kings) - 2014/035

De VRM ontving op 26 mei 2014 een klacht naar aanleiding van het VIER-programma 'Comedy Kings', uitgezonden op 22 mei 2014. Tijdens deze uitzending is een deel van de zaalshow 'Interesting Times' van Alex Agnew getoond.

Volgens de klager wordt hierbij onder meer 'in een walgelijke passage de draak gestoken met GAS-boetes door expliciet te verwijzen naar de vergassing van Jorden."Deze passage betekent", aldus de klager, "een banalisering en ridiculisering van de Holocaust, de zwaarste misdaad tegen de mensheid begaan in de vorige eeuw."

De kamer voor onpartijdigheid en bescherming van minderjarigen van de VRM is in de eerste plaats van oordeel dat het fragment over de GAS-boetes, waarin wordt verwezen naar de vergassing van de Joden, kwetsend of beledigend kan zijn, in het bijzonder voor de Joodse gemeenschap. De kamer onderkent hierin echter geen actief aanzetten of aansporen tot haat of geweld (zoals bepaald in artikel 38 van het Mediadecreet). Zoals de klager in zijn klacht lijkt aan te geven, wordt de Holocaust door deze grap geridiculiseerd, misschien zelfs impliciet afgekeurd, eerder dan dat er sprake zou zijn van goedkeuren of oproepen tot herhaling ervan. De kamer is van mening dat het verwerken van de Holocaust in een grap, op zich evenmin een afbreuk vormt op artikel 39 van het Mediadecreet of als discriminerend tegenover de Joden kan worden beschouwd.

De kamer wijst erop dat de aangeklaagde uitspraken zijn gedaan binnen het kader van een stand-up comedyshow. De kamer meent dat hoewel humor niet is vrijgesteld van begrenzingen, ook humor moet kunnen genieten van een grote uitingsvrijheid (in het kader van de vrijheid van meningsuiting, volgend uit het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens). Deze kan enkel om gewichtige redenen worden ingeperkt.

De kamer besluit aldus dat niet is aangetoond dat Alex Agnew met de gewraakte uitlatingen de intentie had om bewust en kwaadwillig aan te sporen tot haat of gewelddadig gedrag t.o.v. de Joden. Evenmin blijkt dat in hoofde van SBS Belgium (door het uitzenden van de zaalshow) sprake is van enig opzet of intentie tot het aanzetten tot haat of geweld, noch dat het uitgezonden programma van aard is om aan te zetten tot haat of geweld (zoals werd bedoeld in artikel 38 van het Mediadecreet). Evenmin is door het uitzenden van het programma sprake van discriminatie (in de zin van artikel 39 van het Mediadecreet).

De klacht wordt bijgevolg ongegrond verklaard.

9. W.V.O. tegen NV SBS Belgium (VIER) - 2014/039

De VRM ontving een klacht over het telewinkelprogramma op VIER (2 augustus, 11u30). Toen de klager een door hem opgenomen programma wou bekijken, stelde hij vast dat het telewinkelprogramma dertig minuten was uitgelopen. De klager ergerde zich aan deze vorm van wat hij noemt 'legale agressieve verkoop'.

Het Mediadecreet laat toe dat lineaire televisieomroeporganisaties telewinkelprogramma's uitzenden, mits ze voldoen aan de voorwaarden vastgelegd in artikel 82, § 1, van het Mediadecreet. In deze voorwaarden wordt geen gewag gemaakt van een toegelaten maximale duur van de telewinkelprogramma's.

Het gegeven dat de aanvangstijdstippen van programma's niet overeenstemmen met de gegevens uit de tv-gids, vormt evenmin een inbreuk op de mediaregelgeving.

De klacht is bijgevolg ongegrond.

10. VZW Rooms-Katholiek Lekenforum tegen NV Vlaamse Radio- en Televisieomroeporganisatie - 2014/052

De VRM ontving een klacht van VZW Rooms-katholiek Lekenforum (RKLF) tegen de uitzending van ‘Het Journaal’ (Eén – 30 oktober 2014, 19u).

De aanklacht

RKLF dient klacht in tegen de wijze waarop de benoeming van de nieuwe pastoor in Middelkerke in Het Journaal aan bod is gekomen. Volgens de klager werd daarin “uitvoerig belang gehecht aan de benoeming in Middelkerke, na verloop van zijn straftijd, van een nieuwe pastoor, veroordeeld voor het betasten van een minderjarige jongen.” De klager geeft aan de beslissing van de bisschop van Brugge te betreuren, en protesteert “tegen de wijze waarop de nieuwsdienst van VRT deze verkeerde beslissing in de verf heeft gezet.” RKLF beschouwt deze aanpak als “deontologisch onverantwoord, terwijl hij daarenboven een sterk vermoeden wekt van partijdigheid en zelfs van een uitgesproken antikatholieke instelling.” De klacht betreft een tweevoudig misplaatste handelswijze, aldus RKLF. Enerzijds ten aanzien van de Rooms-katholieke Kerk en anderzijds ten aanzien van het recht op rehabilitatie van een ex-veroordeelde.

Op de hoorzitting verduidelijkt RKLF dat de klacht zich meer bepaald toespitst op de passage uit de betwiste uitzending van ‘Het Journaal’ waarin wordt verwezen naar voormalig bisschop R. Vangheluwe. RKLF beschouwt deze passage als discriminerend en denigrerend ten aanzien van de Rooms-katholieke Kerk en haar leden.

Regelgeving

De kamer voor onpartijdigheid en bescherming van minderjarigen beoordeelt de mate waarin de betroffen uitzending een schending van artikel 39 van het Mediadecreet betreft.

Bij de beoordeling van de gewraakte uitzending geldt als uitgangspunt de bepaling dat de VRT autonoom haar programma-aanbod en uitzendschema vaststelt (volgens artikel 7 van het Mediadecreet). De openbare omroeporganisatie beschikt over de journalistieke vrijheid en onafhankelijkheid om zelf journalistieke keuzes te maken met betrekking tot de programma’s die ze uitzendt. Deze vrijheid is weliswaar niet onbegrensd. De programma’s van de nieuwsdienst dienen onder meer te beantwoorden aan de normen inzake journalistieke deontologie en de gangbare redactionele onafhankelijkheid te waarborgen.

Artikel 39 van het Mediadecreet vormt eveneens een inperking van deze autonomie en vrijheid. Bij het toezicht op de naleving van artikel 39 van het Mediadecreet gaat de Kamer na of de gemaakte keuzes op een redelijke en objectieve manier journalistiek en inhoudelijk kunnen worden verantwoord, zonder zich evenwel in de plaats van de VRT te stellen.

Artikel 39 van het Mediadecreet bevat voor de omroeporganisaties een discriminatieverbod en een onpartijdigheidsplicht.  Het discriminatieverbod houdt in dat elke vorm van discriminatie tussen ideologische en filosofische strekkingen moet worden geweerd in de programma’s en er een evenwicht moet zijn in het aan bod komen van verschillende filosofische en ideologische strekkingen of opiniestromingen in de programma’s. De onpartijdigheidsplicht houdt in dat de informatieprogramma’s (zoals Het Journaal) in een geest van politieke en ideologische onpartijdigheid worden verzorgd.

Beoordeling door VRM

Het feit dat dergelijke uitzending door een groep kijkers (in casu RKLF) als denigrerend of schokkend kan worden ervaren, volstaat niet om dat programmaonderdeel als ontoelaatbaar te beschouwen en vast te stellen dat het op discriminerende wijze inbreuk maakt op het recht van eenieder om vrij een godsdienst te kiezen of te belijden. De kamer stelt overigens vast dat de gewraakte reportage niet eenzijdig is, maar daarentegen evenwichtig is opgebouwd.  De kamer is van oordeel dat de keuze om in ‘Het Journaal’ de gewraakte reportage op te nemen niet getuigt van enig opzet tot discriminatie van de Rooms-katholieke godsdienst noch van een gebrek aan onpartijdige behandeling. In dit opzicht kan ook de verwijzing naar R. Vangheluwe journalistiek en inhoudelijk worden verantwoord en als relevant worden beschouwd en kan uit die verwijzing evenmin enige vorm van discriminatie of een gebrek aan onpartijdige nieuwspresentatie worden afgeleid.

De kamer voor onpartijdigheid en bescherming van minderjarigen besluit dan ook dat de VRT geen inbreuk heeft begaan op de plicht tot niet-discriminatie en ideologische onpartijdigheid die in artikel 39 van het Mediadecreet wordt opgelegd. De klacht wordt bijgevolg ongegrond verklaard.

C. KLACHT TEGEN EEN DIENSTENVERDELER

1. NV Medialaan, NV SBS Belgium en NV Vlaamse Radio- en Televisieomroeporganisatie tegen NV Right Brain Interface (Bhaalu) - 2014/024

Met een aangetekende brief van 6 maart 2014 dienen Medialaan, SBS Belgium en de VRT een klacht in tegen Right Brain Interface (Bhaalu).

De klacht

Volgens de klagers biedt Right Brain Interface op datum van de klacht aan eindgebruikers een dienst aan ('Bhaalu') met functionaliteiten die het mogelijk maken om lineaire televisieomroepprogramma's op een near(live) uitgestelde, verkorte of gewijzigde wijze te bekijken, zonder onderliggende toestemming van de betrokken televisieomroeporganisaties.

De klagers zijn van oordeel dat Right Brain Interface door het aanbieden van Bhaalu, moet worden gekwalificeerd als een dienstenverdeler in de zin van artikel 2, 7°, van het Mediadecreet. In die hoedanigheid is Right Brain Interface volgens de klagers onderworpen aan de regelgeving die in het Mediadecreet onder Deel IV: Dienstenverdelers werd opgenomen, met inbegrip van het nieuwe artikel 180.

Dat artikel voorziet onder meer in de verplichting voor een dienstenverdeler om lineaire omroepprogramma's die deel uitmaken van zijn aanbod van televisiediensten onverkort, ongewijzigd en in hun geheel door te geven op het ogenblik dat ze worden uitgezonden. Indien een dienstenverdeler aan de eindgebruikers een functionaliteit aanbiedt die het mogelijk maakt om lineaire televisieprogramma's op een uitgestelde, verkorte of gewijzigde wijze te bekijken, dan dient de dienstenverder de voorafgaande toestemming te bekomen van de betrokken televisieomroeporgansiaties.

Beoordeling door VRM

De algemene kamer van de VRM stelt vast dat de partijen in hun schriftelijke stukken en op de hoorzitting tegenstrijdige verklaringen afleggen omtrent de technische kenmerken en feitelijke werking van de Bhaalu-videorecorder.

Alvorens definitief uitspraak te doen over de ontvankelijkheid en gegrondheid van de voorliggende klacht, acht de algemene kamer het aangewezen om, met het oog op een zorgvuldige feitenvinding, een deskundige aan te stellen. De deskundige heeft als algemene opdracht de werking van Bhaalu technisch te beschrijven en de algemene kamer voor te lichten omtrent alle aspecten die zij nuttig acht voor de beoordeling van de klacht. In de beslissing wordt opgesomd aan welke punten het verslag van de deskundige aandacht dient te besteden.

Beslissing

De algemene kamer beslist dat Prof.dr.Ir. Erik Dejonghe wordt aangesteld als deskundige voor het verstrekken van de technische toelichting zoals hierboven geformuleerd.

Hij bezorgt uiterlijk op 15 september 2014 een voorlopig verslag aan de algemene kamer van de VRM en de partijen.

Binnen een termijn van tien dagen na ontvangst van het voorlopig verslag kunnen de partijen hun opmerkingen met een aangetekend schrijven aan de deskundige meedelen.

De deskundige zal uiterlijk op 15 oktober 2014 een eindverslag bezorgen aan de algemene kamer en de partijen.

Na neerlegging van het eindverslag zullen de partijen en de deskundige door de algemene kamer worden opgeroepen voor een nieuwe hoorzitting.

2. NV Medialaan, NV SBS Belgium en NV Vlaamse Radio- en Televisieomroeporganisatie tegen NV Right Brain Interface (Bhaalu) - 2014/038

In beslissing 2014/024 werd door de algemene kamer van de VRM beslist dat:

  • Prof.dr.Ir. Erik Dejonghe wordt aangesteld als deskundige voor het verstrekken van de technische toelichting.
  • Hij bezorgt uiterlijk op 15 september 2014 een voorlopig verslag aan de algemene kamer van de VRM en de partijen.
  • Binnen een termijn van tien dagen na ontvangst van het voorlopig verslag kunnen de partijen hun opmerkingen met een aangetekend schrijven aan de deskundige meedelen.
  • De deskundige zal uiterlijk op 15 oktober 2014 een eindverslag bezorgen aan de algemene kamer en de partijen.
  • Na neerlegging van het eindverslag zullen de partijen en de deskundige door de algemene kamer worden opgeroepen voor een nieuwe hoorzitting.

De algemene kamer van de VRM en de partijen ontvingen op 10 september 2014 het voorlopige verslag van de deskundige.

Op 15 september 2014 vraagt Right Brain Interface om de termijnen waarbinnen de partijen hun opmerkingen kunnen meedelen te verlengen tot en met 10 oktober 2014.

Aangezien de afhandeling van de zaak door de gevraagde termijnverlenging niet onnodig wordt vertraagd, wordt ingegaan op gevraagde termijnverlening.

De algemene kamer beslist aldus dat de termijn (zoals bepaald in beslissing 2014/024) als volgt worden aangepast:

  • De partijen kunnen tot en met 10 oktober 2004 hun opmerkingen bij het voorlopig verslag met een aangetekend schrijven aan de deskundige meedelen.
  • De deskundige zal uiterlijk op 31 oktober 2014 per aangetekende brief een eindverslag bezorgen aan de algemene kamer van de VRM en de partijen.