4.2. Beslissing 2016-026 : Klacht tegen VRT (Het Journaal) onontvankelijk verklaard

De VRM ontving een klacht m.b.t. het Journaal (18 maart 2016, 19u, ÉÉN). Als reden voor de klacht meldt de klager “het niet vermelden van incidenten van allochtone jongeren in Molenbeek bij de arrestatie van Salah Abdeslam”. Volgens de klager heeft de VRT belangrijke incidenten tijdens een politionele interventie verzwegen en heeft zij hierdoor niet aan objectieve berichtgeving gedaan.

De klager omschrijft zijn belang als volgt: “Als burger betaal ik belastingen waarmee de openbare omroep wordt gefinancierd om een totaalbeeld te geven op informatief vlak bij belangrijke gebeurtenissen. Deze incidenten vormden een substantieel onderdeel van de gebeurtenis.

Blijk geven van een benadeling of een belang is volgens artikel 220, § 2, van het Mediadecreet een uitdrukkelijke voorwaarde voor de ontvankelijkheid van een klacht bij de kamer voor onpartijdigheid en bescherming van minderjarigen.

Het belang van elke kijker (luisteraar, burger) bij de correcte naleving door een omroeporganisatie van bij decreet bepaalde verplichtingen, in casu zorgen voor onpartijdige berichtgeving, voldoet niet aan deze voorwaarde van ontvankelijkheid van een klacht en vormt een toepassing van de niet toegelaten ‘actio popularis’ (dit is een klacht die enkel gericht is op de vrijwaring van een recht en waarbij de klager geen persoonlijk belang heeft).

Om aan de vereiste van de ontvankelijkheid te voldoen, moet de klager een voldoende belang aantonen dat specifieker is dan het algemeen belang. Hij moet aldus het bewijs leveren persoonlijk het slachtoffer te zijn of een benadeling in zijnen hoofde aanwijzen met betrekking tot de grief die hij ten aanzien van de betrokken uitzending aanvoert.

De kamer voor onpartijdigheid en bescherming van minderjarigen besluit dat de klager zich beroept op het algemene recht op informatie van de burger en kijker en meer in het bijzonder op het recht om volledige en onpartijdige informatie te ontvangen vanwege de openbare omroeporganisatie. De klager geeft niet aan op welke manier de desbetreffende uitzending van ‘Het Journaal’ hem persoonlijk zou benadeeld hebben. De loutere hoedanigheid van belastingbetaler is niet het belang dat de decreetgever voor ogen had als ontvankelijkheidsvoorwaarde voor klachten bij de kamer voor onpartijdigheid en bescherming van minderjarigen.

De kamer verklaart de klacht onontvankelijk. De klacht kan bijgevolg niet ten gronde worden onderzocht.