2.2. Het reglementair kader

2.2.1. Wijzigingen Mediadecreet

Het Mediadecreet is in 2014 een eerste keer gewijzigd door twee decreten van 17 januari 2014.

Een eerste decreet van 17 januari 2014 wijzigt het Mediadecreet op diverse punten.[1] Het bevat een omzetting van artikel 2 van de richtlijn Audiovisuele Mediadiensten[2] en bepaalt welke televisieomroeporganisaties onder de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap vallen. Daarnaast wordt de evenementenregeling op een meer samenhangende wijze geregeld en worden een aantal bepalingen uit het evenementenbesluit van 28 mei 2004 [3] in het decreet hernomen. En ten slotte wordt een bepaling toegevoegd die verduidelijkt dat de beperking tot één derde voor exclusief gebruik van digitale capaciteit – van een etheromroepnetwerk door een dienstenverdeler - niet geldt voor het uitzenden van vrij te ontvangen radio-omroepprogramma’s.

Het andere decreet van 17 januari 2014 strekt tot invoering van een stimuleringsregeling voor de audiovisuele sector.[4] Hiermee wordt in het Mediadecreet voor dienstenverdelers de verplichte deelname aan de productie van audiovisuele diensten ingevoerd. Iedere dienstenverdeler die één of meerdere omroepdiensten van één of meerdere televisieomroeporganisaties die vallen onder de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap, op lineaire of niet-lineaire wijze ter beschikking stelt van het publiek, moet deelnemen aan de productie van audiovisuele werken. Deze deelname kan ofwel onder de vorm van een finan­ciële bijdrage aan de coproductie van audiovisuele werken gebeuren, ofwel onder de vorm van een gelijkwaardige financiële bijdrage aan het Vlaams Audiovisueel Fonds. De coproductieprojecten worden voor beoordeling van de ontvankelijkheid en erkenning voorgelegd aan de VRM.

De Vlaamse Regering heeft bij besluit van 21 maart 2014 de modaliteiten met betrekking tot de indiening en beoordeling van de coproductieprojecten en de financiële bijdrage aan het Vlaamse Audiovisueel Fonds nader uitgewerkt.[5]

Bij decreet van 21 februari 2014 zijn vervolgens verschillende bepalingen uit het Mediadecreet met betrekking tot de regionale televisieomroeporganisaties gewijzigd, met als voornaamste doelstelling om economisch leefbare regionale televisie te stimuleren en aan te zetten tot een groot kijkbereik.[6] Hiertoe is onder meer het principe van vijfjarige samenwerkingsovereenkomsten tussen de regionale televisieomroeporganisaties en de Vlaamse Regering betreffende voorwaarden voor het verkrijgen van subsidies, decretaal verankerd. Ook moeten regionale televisieomroeporganisaties, mits zij aan een aantal voorwaarden voldoen, door de dienstenverdelers worden vergoed op basis van de bereikmeting van hun omroepprogramma’s (die door de VRM wordt berekend). De belangrijkste voorwaarden hebben betrekking op het sluiten van een exploitatieovereenkomst met een exploitatiemaatschappij (hetgeen enkel verplicht is bij een sterk dalend bereik) en de samenstelling van de algemene vergadering en de raad van bestuur.

Bij besluit van 25 april 2014 heeft de Vlaamse Regering nadere voorwaarden bepaald met betrekking tot de exploitatiemaatschappij en –overeenkomst, de terbeschikkingstelling van bereikcijfers en de berekening van de bereikvergoedingen.[7]

Ten slotte is het Mediadecreet in 2014 ook gewijzigd door twee decreten van 25 april 2014.

Een eerste decreet van 25 april 2014 wijzigt artikel 185 van het Mediadecreet en voorziet in een uitzondering op de doorgifteverplichting (of must-carry) voor een bepaalde categorie van dienstenverdelers.[8] Het gaat om zogenaamde alternatieve dienstenverdelers die toegang hebben tot elektronische communicatienetwerken als gevolg van maatregelen n.a.v. een marktanalyse opgelegd door de VRM.

Het tweede decreet van 25 april 2014 bevat twee wijzigingen met betrekking tot radio-omroeporganisaties.[9] Enerzijds wordt het statuut van gemeenschapsradio ingevoerd, voor radio-omroeporganisaties die voornamelijk met vrijwilligers werken en het merendeel van hun zendtijd besteden aan informatie, cultuur, educatie en burgerparticipatie. Anderzijds moeten lokale radio-omroeporganisaties voor het toetreden tot, overstappen naar of uittreden uit een samenwerkingsverband voortaan de goedkeuring vragen aan de Vlaamse Regering.


[1] Decreet van 17 januari 2014 tot wijziging van het decreet van 27 maart 2009 betreffende radio-omroep en televisie, BS 11 februari 2014 (ed. 2).

[2] Richtlijn nr. 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad, 10 maart 2010 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten), gecodificeerde versie, Pb. L. 15 april 2010, afl. 95, 1.

[3] Besluit 28 mei 2004 van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van de lijst van evenementen van aanzienlijk belang voor de samenleving, BS 19 augustus 2004.

[4] Decreet van 17 januari 2014 tot wijziging van het decreet van 27 maart 2009 betreffende radio-omroep en televisie, houdende invoering van een stimuleringsregeling voor de audiovisuele sector, BS 12 februari 2014.

[5] Besluit van de Vlaamse Regering van 21 maart 2014 betreffende de stimuleringsregeling voor de audiovisuele sector, vermeld in artikel 184/1 van het decreet van 27 maart 2009 betreffende radio-omroep en televisie, BS 3 april 2014.

[6] Decreet van 21 februari 2014 houdende wijziging van diverse bepalingen over de regionale televisieomroeporganisaties van het decreet van 27 maart 2009 betreffende radio-omroep en televisie, BS 21 maart 2014.

[7] Besluit van de Vlaamse Regering van 25 april 2014 betreffende de regionale televisieomroeporganisaties ter uitvoering van artikel 166/1 van het decreet van 27 maart 2009 betreffende radio-omroep en televisie, BS 21 augustus 2014 (ed. 2).

[8] Decreet van 25 april 2014 houdende wijziging van artikel 185 van het decreet van 27 maart 2009 betreffende radio-omroep en televisie, BS 11 juni 2014.

[9] Decreet van 25 april 2014 houdende wijziging van diverse artikelen van het decreet van 27 maart 2009 betreffende radio-omroep en televisie, BS 12 augustus 2014.