3.1. Algemene bespreking van de beslissingen

Voor het vierde jaar op rij vormen de beslissingen in radio-gerelateerde zaken de meerderheid van de beslissingen van de algemene kamer van de VRM en niet de beslissingen over commerciële communicatie. Het aantal beslissingen in zaken omtrent misnoegde kandidaten die bij de vorige erkenningsronde in 2017 uit de boot vielen maar nauwgezet in het oog houden of de erkende radio-omroeporganisatie de regelgeving ter zake wel naleeft, blijft ook in 2021 aanzienlijk hoog en is zelfs nog licht gestegen.

3.1.1. Tweëndertig beslissingen handelen in 2021 niet over commerciële communicatie

Er zijn vierentwintig beslissingen genomen in radio-gerelateerde zaken.

De VRM nam één beslissing in opvolging van vier klachtdossiers gestart in 2020 (beslissing 2021/016). De klachten betroffen telkens de erkenning van een andere erkende radio-omroeporganisatie. De klachten resulteerden in de intrekking van de erkenning van een netwerkradio.

Vooraf
Bij de VRM zijn op verschillende tijdstippen klachten ingediend tegen BV BNL Radio. Dit door VZW FamilyRadio Vlaanderen, zowel alleen als gezamenlijk met BVBA Ment Media.

Bij VRM-beslissingen 2020/047 en 2020/048 werd BNL, ingevolge de behandeling van de voornoemde klachten, in gebreke gesteld en de tijd gegeven tot uiterlijk 31 januari 2021 om de vastgestelde inbreuken te regulariseren door aan alle voorschriften te voldoen. De huidige beslissing betreft de opvolging van deze twee beslissingen, dit na het verstrijken van de regularisatietermijn.

Bij de opvolging van VRM-beslissingen 2020/047 en 2020/048 voerde de onderzoekscel van de VRM meerdere luisteronderzoeken uit na het verlopen van de opgelegde regularisatietermijn.

Beoordeling door de VRM: uitzending Meerhout 106.7 FM        
Artikel 143/3 van het Mediadecreet bepaalt dat netwerkradio-omroeporganisaties zich gedurende de hele duur van de erkenning aan de basisvoorwaarden moeten houden en aan de ingediende offerte, tenzij ze – waar toegestaan – via kennisgeving aan de VRM en desgevallend na goedkeuring van de Vlaamse Regering wijzigingen aanbrengen.

Voor frequentie Meerhout 106.7 FM stelt de onderzoekscel vast dat er geen uitzendingen zijn en dat BNL zich dus niet geconformeerd heeft.

Beoordeling door de VRM: uitzending via DAB+  
Artikel 133, § 1, vierde lid, van het Mediadecreet schrijft voor dat netwerkradio-omroeporganisaties uiterlijk op 1 september 2019 hun omroepprogramma’s moeten doorgeven via etheromroepnetwerken die bestemd zijn voor het aanbod van vrij te ontvangen radio-omroepprogramma’s.

Ook op BNL, als erkende netwerkradio-omroeporganisatie, rust bijgevolg de verplichting om haar omroepprogramma in digitale vorm via de ether te (laten) verspreiden.

Uit de vaststellingen van de onderzoekscel blijkt dat BNL, na het verstrijken van de toegekende regularisatietermijn, nog steeds niet via DAB+ wordt doorgegeven.

Beoordeling door de VRM: uitzending via FM     
De verplichting voor netwerkradio-omroeporganisaties, zoals BNL, om binnen het toegewezen zendgebied in FM uit te zenden, is opgenomen in artikel 133, § 1, eerste lid, van het Mediadecreet.

Uit de vaststellingen van de onderzoekscel blijkt dat BNL na het verstrijken van de regularisatietermijn, op 7 van de haar toegewezen frequenties nog steeds niet uitzendt.

Sanctie:
Aan BNL werd meermaals kansen en termijn geboden om aan alle voorschriften te voldoen. Zoals blijkt uit bovenstaande tekst, is ook na de laatste regularisatietermijn niet aan deze voorwaarden voldaan. Daarenboven stelt de VRM ook vast dat de radio-omroeporganisatie ook een eerder bij de VRM opgelopen administratieve geldboete niet betaald heeft. Ook de jaarlijkse vergoeding als netwerkradio werd niet betaald.

Ter vrijwaring van de transparantie van het audiovisuele landschap, waarop de VRM toezicht uitoefent, is het dan ook noodzakelijk om de erkenning voor het frequentiepakket netwerkradio-omroeporganisatie 2 – Nederlandstalig en Vlaams profiel (toegekend aan BVBA Vrije Brugse Radio Omroep, intussen gewijzigd in BV BNL Radio), in te trekken.

 

De VRM nam zeven beslissingen in acht nieuwe klachtendossiers, die allemaal ontvankelijk werden bevonden.

Alle acht klachten betreffen eveneens de erkenning van een andere erkende radio-omroeporganisatie (beslissing 2021/014 - 2021/026 – 2021/027 - 2021/039 – 2021/041 – 2021/042, betreft 2 klachten - 2021/043).

De eerste beslissing behandelt de klacht van R.J. tegen VZW Radio Mid West Limburg (beslissing 2021/014).

Volgens de klager zou sinds half december 2019 niet continu zijn uitgezonden op één van beide frequenties uit het frequentiepakket (107.6 MHz) en zou sinds april 2020 helemaal niet meer worden uitgezonden op die frequentie. De klager wijst erop dat de radio nochtans reeds 3 jaar over een erkenning beschikt om op beide frequenties uit te zenden.

Radio Hasselt 1 ontkent met klem dat er geen uitzendingen zouden geweest zijn sinds begin april 2020 maar erkent wel dat er onderbrekingen zijn geweest ten gevolge van technische problemen. De radio-omroeporganisatie geeft aan intussen uit te zenden.

Tijdens een luistercontrole op 5 januari 2021 stelt de onderzoekscel van de VRM vast dat Radio Hasselt 1, in tegenstelling tot een eerdere controle op 15 december 2020, uitzendingen verzorgt op frequentie 107.6 MHz te Kortessem.

Radio Hasselt 1 maakt in haar verweer aannemelijk waarom zich onderbrekingen in de uitzendingen hebben voorgedaan die buiten haar wil plaatsvonden. Daardoor kan verklaard worden waarom er op 15 december 2020 geen uitzendingen door de onderzoekscel werden vastgesteld.

De VRM kan verder enkel vaststellen dat Radio Hasselt 1 minstens sinds 5 januari 2021 uitzendingen verzorgt op de frequentie 107.6 MHz te Kortessem. De radio-omroeporganisatie zendt dus binnen het haar toegewezen zendgebied uit waardoor haar dan ook geen inbreuk op het Mediadecreet kan worden verweten.

De klacht tegen VZW Radio Mid West Limburg wordt bijgevolg ontvankelijk doch ongegrond verklaard.

Een tweede beslissing betreft een eventuele overtreding van het Mediadecreet door radio Ninove door 1 jaar na de erkenning nog steeds niet uit te zenden evenmin aan de destijds ingediende technische offerte te voldoen (beslissing 2021/026).

De klager heeft destijds ook gekandideerd voor dit frequentiepakket. Bij een eventuele intrekking van de erkenning ziet de klager een mogelijkheid om zich opnieuw kandidaat te stellen wanneer een nieuwe erkenningsronde voor dit pakket zou worden georganiseerd.

De algemene kamer van de VRM behandelt de zaak ter zitting van 8 februari 2021 en stelt daarbij radio Ninove in gebreke wegens het ongebruikt laten van de toegewezen zendmogelijkheden. Radio Ninove krijgt tot 31 maart 2021 de kans om de toestand te regulariseren.

Op 23 maart 2021 brengt radio Ninove de VRM op de hoogte van de ingebruikname van haar frequentiepakket.

Op 24 maart 2021 stelt de onderzoekscel van de VRM vast dat de uitzendingen van radio Ninove gestart zijn.

Bijgevolg beslist de algemene kamer om geen verder gevolg te geven aan de klacht van VZW Radio Pros.

Een derde beslissing behandelt een nieuwe klacht van VZW FamilyRadio Vlaanderen en BVBA Ment Media tegen BV BNL Radio (beslissing 2021/027).

De klacht heeft betrekking op het ontbreken van uitzendingen in FM op verschillende frequenties en op het ontbreken van uitzendingen in DAB+.

Volgens de klagers voldoet BNL bijgevolg niet aan haar decretale uitzendverplichtingen. Ze vragen dan ook de intrekking van de erkenning van BNL.

De klagers hebben, zowel alleen als gezamenlijk, op verschillende tijdstippen klachten tegen BNL ingediend. Naar aanleiding van die klachten heeft de VRM de erkenning van BVBA Brugse Vrije Radio (intussen gewijzigd in BV BNL Radio), voor het frequentiepakket netwerkradio-omroeporganisatie 2 – Nederlandstalig en Vlaams profiel, ingetrokken (beslissing 2021/016).

Bijgevolg is de voorliggende klacht zonder voorwerp geworden.

Een vierde beslissing handelt over een klacht van VZW Radio Uilenspiegel tegen lokale radio-omroeporganisatie VZW Vrije Radio Aarschot (beslissing 2021/039).

Ontvankelijkheid van de klacht    
Overeenkomstig artikel 220, § 1, eerste lid, van het Mediadecreet, en nader uitgewerkt in artikel 12, eerste lid, van het Procedurebesluit, is een klacht bij de VRM slechts ontvankelijk wanneer die wordt ingediend door een belanghebbende.

Het gegeven dat VZW Radio Uilenspiegel bij intrekking van de erkenning van VZW Vrije Radio Aarschot een nieuwe kans op een erkenning krijgt, volstaat als belang voor het indienen van een klacht.

Beslissing ten gronde        
Lokale radio-omroeporganisaties moeten zich gedurende de hele duur van de erkenning aan de basisvoorwaarden en het erkenningsdossier houden, tenzij ze – waar toegestaan – via kennisgeving aan de VRM wijzigingen aanbrengen. Wijzigingen mogen er in ieder geval nooit toe leiden dat wordt afgeweken van het profiel waarvoor de lokale radio-omroeporganisatie is erkend (artikel 146, § 2, van het Mediadecreet).

Lokale radio-omroeporganisaties hebben alleszins tot taak, nadat ze hun erkenning hebben ontvangen, om een verscheidenheid van programma’s te brengen en in FM uit te zenden voor het toegewezen verzorgingsgebied, gebruikmakend van de hen toegewezen zendmogelijkheden (artikel 133, § 1 , eerste lid, en artikel 144, eerste lid, van het Mediadecreet).

VZW Vrije Radio Aarschot is erkend als lokale radio-omroeporganisatie voor frequentiepakket 92 – Kampenhout [107.0 FM]; Keerbergen [105.2 FM] bij ministerieel besluit van 5 april 2019. Deze erkenning is gebeurd op basis van het kandidaatstellingdossier dat VZW Vrije Radio Aarschot had ingediend na publicatie van de oproep op 13 februari 2018.

Sindsdien heeft de VRM geen kennisgevingen of aanvragen ontvangen van VZW Vrije Radio Aarschot dat zij wijzigingen zou willen aanbrengen in de gegevens vermeld in het erkenningsdossier. Dit betekent dat vzw Vrije Radio Aarschot zich dus niet alleen aan de basisvoorwaarden dient te houden, maar ook aan alle andere gegevens uit haar oorspronkelijke erkenningsdossier.

In het kader van de voorliggende klacht heeft de onderzoekscel van de VRM op 28 juli en 7 september 2021 controles uitgevoerd met betrekking tot de uitzendingen van VZW Vrije Radio Aarschot.

Op 28 juli 2021 stelde de onderzoekscel vast dat er enkel uitzendingen te beluisteren waren op Kalmthout 107.0 FM, en dus niet op Keerbergen 105.2 FM. Wat de inhoud van de uitzendingen betreft, werd vastgesteld dat er geen actieve programmatie te horen was, maar enkel non-stop muziek zonder presentatie. De muziek werd wel onderbroken voor ‘stationcalls’ of voor reclame en om het uur was er ook nieuws te horen op de zender.

Op 7 september 2021 stelde de onderzoekscel vast dat de situatie ongewijzigd was.

Op 12 april 2021 werd een procedure op tegenspraak van de VRM tegen VZW Vrije Radio Aarschot wegens het niet aanwenden van de zendmogelijkheden stopgezet. Er was immers op 16 februari 2021 vastgesteld dat VZW Vrije Radio Aarschot op de haar toegewezen frequenties uitzond. Uit de latere vaststellingen van de onderzoekscel blijkt dat zij daarna echter te zijn gestopt met het uitzenden te Keerbergen 105.2 FM. De tijdelijke problemen tijdens de zomer, die VZW Vrije Radio Aarschot aanhaalt, blijken zich minstens op 7 september 2021 nog steeds te hebben voorgedaan.

Bijgevolg is het onderdeel van de klacht dat VZW Vrije Radio Aarschot geen (correct) gebruik maakt van de toegewezen zendmogelijkheden gegrond.

De onderzoekscel heeft daarenboven vastgesteld dat er non-stop muziek wordt gedraaid door VZW Vrije Radio Aarschot. Dit stemt duidelijk niet overeen met de basisvoorwaarden voor erkenning, noch met de inhoud en het profiel uit het erkenningsdossier waarop het erkenningsbesluit is gesteund. De aangekondigde programma’s met lokale binding en de actieve programmatie ontbreken volledig. Dat er om het uur nieuws is te horen op de zender, doet daaraan geen afbreuk.

Het onderdeel van de klacht dat VZW Vrije Radio Aarschot volledig is afgeweken van het erkenningsdossier en zich niet houdt aan de beloofde taak, specifiek profiel en het programma-aanbod is dan ook gegrond, met name wat het ontbreken van programma’s met lokale binding of actieve programma betreft.

De VRM stelt hiervoor VZW Vrije Radio Aarschot in gebreke, de lokale radio-omroeporganisatie krijgt uiterlijk tot 1 januari 2022 de tijd om zich te conformeren aan de erkenningsvoorwaarden.

In een vijfde beslissing spreekt de VRM zich uit over een klacht van VZW Radio Tele Randstad tegen lokale radio-omroeporganisatie vzw Radio Expres (beslissing 2021/041). Volgens de klagende partij leeft vzw Radio Expres haar erkenningsdossier en de daarbij horende erkenning voor frequentiepakket 012 niet na.

Op 26 augustus 2021 heeft de onderzoekscel van de VRM in het kader van de voorliggende klacht een controleverslag voorgelegd met betrekking tot de uitzendingen van vzw Radio Expres op frequentie 105.4 FM te Antwerpen. Volgens de onderzoekscel van de VRM zendt vzw Radio Expres programma’s uit met presentatie, met om het uur een nieuwsbulletin en brengt de radio-omroeporganisatie geregeld lokaal nieuws en aankondigingen.

Op 19 oktober 2021 heeft de onderzoekscel van de VRM nog een controleverslag voorgelegd. De onderzoekscel heeft daarbij op 19 oktober 2021 (8u-19u) de uitzendingen beluisterd en ziet daarbij haar bevindingen van de vorige controle bevestigd.

Beoordeling ten gronde    
Lokale radio-omroeporganisaties moeten zich gedurende de hele duur van de erkenning aan de basisvoorwaarden en het erkenningsdossier houden, tenzij ze – waar toegestaan – via kennisgeving aan de VRM wijzigingen aanbrengen. Wijzigingen mogen er in ieder geval nooit toe leiden dat wordt afgeweken van het profiel waarvoor de lokale radio-omroeporganisatie is erkend.

VZW Radio Expres is erkend als lokale radio-omroeporganisatie voor frequentiepakket 012 – Antwerpen [105.4 FM] bij ministerieel besluit van 5 april 2019.  De erkenning is gebeurd op basis van het kandidaatstellingsdossier dat vzw Radio Expres had ingediend na publicatie van de oproep op 13 februari 2018.

Sindsdien heeft de VRM geen kennisgevingen of aanvragen ontvangen van vzw Radio Expres dat zij wijzigingen zou willen aanbrengen in de gegevens zoals vermeld in het erkenningsdossier. Dit betekent dat vzw Radio Expres zich dus niet alleen aan de basisvoorwaarden dient te houden, maar ook aan alle andere gegevens uit haar oorspronkelijke erkenningsdossier.

De vaststellingen door de onderzoekscel van de VRM stemmen overeen met de basisvoorwaarden voor erkenning en de inhoud en het profiel uit het erkenningsdossier van vzw Radio Expres waarop het erkenningsbesluit is gesteund. Bijgevolg heeft vzw Radio Expres geen inbreuk op artikel 146, § 2, eerste lid, van het Mediadecreet begaan.

Tijdens de hoorzitting geeft VZW Radio Expres toe dat haar studio niet langer gevestigd is op het oorspronkelijke adres en dat zij op zoek is naar een nieuwe geschikte locatie. Deze wijziging betreft geen verboden wijziging aan de basisvoorwaarden van de erkenning. De (locatie van de) radiostudio moet wel worden beschouwd als (informatie over de) technische (zend)infrastructuur in de ruime zin, en vormt dan ook een aanvullend kwalificatiecriterium. Hieraan mogen wijzigingen worden aangebracht, maar de VRM moet ook steeds van deze wijzigingen op de hoogte worden gebracht. VZW Radio Expres heeft echter nagelaten om dit te doen. Voor deze tekortkoming aan haar kennisgevingsplicht wordt VZW Radio Expres gewaarschuwd.

De klacht van VZW Radio Tele Randstad tegen vzw Radio Expres wordt door de VRM ontvankelijk maar ongegrond verklaard, behalve wat het onderdeel over de wijziging van de locatie van de studio betreft.

Een zesde beslissing handelt over twee klachten van vzw Radio Tele Randstad tegen gcv Oorstrelend beslissing 2021/042).

De klachten hebben betrekking op de erkenning van gcv Oorstrelend als lokale radio-omroeporganisatie (roepnaam: Radio 77) voor het frequentiepakket 130 (Sint-Niklaas 102.6 FM). In de eerste klacht geeft de klager aan dat gcv Oorstrelend het erkenningsdossier en de daarbij horende erkenningen voor frequentiepakket 130 niet naleeft. In de tweede klacht geeft de klager aan dat gcv Oorstrelend de uitzendingen volledig gestaakt zou hebben.

Op 20 oktober 2021 heeft de onderzoekscel van de VRM een controleverslag voorgelegd met betrekking tot de uitzendingen op Radio 77 op de frequentie 102.6 FM te Sint-Niklaas. Op die datum konden geen uitzendingen van Radio 77 op de vermelde frequentie worden waargenomen.  Ook tijdens eerdere controles (25 augustus, 2, 8, 17 en 28 september en 13 en 20 oktober 2021) konden geen uitzendingen worden waargenomen. De onderzoekscel besluit dan ook dat de zender al minstens twee maanden uit de lucht is.

Beoordeling ten gronde    
Lokale radio-omroeporganisaties moeten zich gedurende de hele duur van de erkenning aan de basisvoorwaarden en het erkenningsdossier houden, tenzij ze – waar toegestaan – via kennisgeving aan de VRM wijzigingen aanbrengen. Wijzigingen mogen er in ieder geval nooit toe leiden dat wordt afgeweken van het profiel waarvoor de lokale radio-omroeporganisatie is erkend.

Lokale radio-omroeporganisaties hebben ook tot taak om een verscheidenheid van programma’s te brengen en in FM uit te zenden voor het toegewezen verzorgingsgebied, gebruikmakend van de hen toegewezen zendmogelijkheden.

Uit de controles door de onderzoekscel van de VRM blijkt dat er helemaal geen uitzendingen van Radio 77 kunnen worden waargenomen op 102.6 FM in Sint-Niklaas. Op de hoorzitting geeft gcv Oorstrelend toe dat zij sedert het begin van de zomer niet langer uitzending verzorgt op de frequentie 102.6 FM – Sint-Niklaas. De reden hiervoor ligt in een blikseminslag die de zendinstallatie heeft beschadigd. Vooralsnog blijken de financiële middelen te ontbreken om de nodige herstellingen uit te voeren. Gcv Oorstrelend geeft aan tegen 1 januari 2022, of uiterlijk tegen 31 januari 2022 opnieuw te zullen kunnen uitzenden.

De klachten van vzw Radio Tele Randstad tegen gcv Oorstrelend zijn bijgevolg ontvankelijk en gegrond, gelet op het niet voldoen aan de uitzendverplichtingen. Het ontbreken van enige vorm van uitzendingen, betekent dat verder onderzoek naar de andere onderdelen van de klachten niet meer vereist is.

Artikel 39 van het Procedurebesluit bepaalt dat de VRM de erkenningen van de particuliere radio-omroeporganisaties kan intrekken als de betrokkene zich niet houdt aan de bepalingen van het Mediadecreet, Procedurebesluit of de erkenningsvoorwaarden.

Een intrekking wordt altijd voorafgegaan door een ingebrekestelling door de VRM die de omroeporganisatie de kans biedt, ten vroegste binnen de maand, aan alle voorschriften te voldoen. Gcv Oorstrelend krijgt bijgevolg uiterlijk tot 15 januari 2022 de tijd om zich te conformeren aan de regelgeving.

Een zevende beslissing betreft een klacht van VZW Tele Randstad tegen lokale radio-omroeporganisatie gcv 107FM (beslissing 2021/043). Volgens de klagende partij leeft gcv 107FM haar erkenningsdossier en de daarbij horende erkenning voor frequentiepakket 014 niet na.

Op 5 oktober 2021 heeft de onderzoekscel van de VRM in het kader van de voorliggende klacht een controleverslag voorgelegd met betrekking tot de uitzendingen van FG-Xtra op de frequentie 107.0 FM (Antwerpen).

De onderzoekscel van de VRM heeft op 5 oktober 2021 (9u-15u, 18u-19u30 en 22u-23u30) de uitzendingen beluisterd. De vaststellingen van de onderzoekscel komen overeen met deze op andere momenten waarop de zender werd beluisterd, namelijk: 31 augustus (voormiddag) + 23 september (voormiddag) + 28 september (namiddag) + 6 oktober (avond).

Volgens de onderzoekscel van de VRM staan de vaststellingen haaks op de oorspronkelijke programmatie zoals deze voorgesteld werd in de aanvraag, waarin wordt verwezen naar jongerenprogramma’s, redactionele programma’s met cultuur, lokale info en sport, muziekprogramma’s en hitlijsten en live-uitzendingen.

Beoordeling ten gronde    
Lokale radio-omroeporganisaties moeten zich gedurende de hele duur van de erkenning aan de basisvoorwaarden en het erkenningsdossier houden, tenzij ze – waar toegestaan – via kennisgeving aan de VRM wijzigingen aanbrengen. Wijzigingen mogen er in ieder geval nooit toe leiden dat wordt afgeweken van het profiel waarvoor de lokale radio-omroeporganisatie is erkend.

Gcv 107FM is erkend als lokale radio-omroeporganisatie voor frequentiepakket 014 – Antwerpen [107.0 FM] bij ministerieel besluit van 5 april 2019. Deze erkenning is gebeurd op basis van het kandidaatstellingsdossier dat gcv 107FM had ingediend na publicatie van de oproep op 13 februari 2018.

Sindsdien heeft de VRM, hoewel gcv 107FM het tegendeel beweert, geen kennisgevingen of aanvragen ontvangen dat zij wijzigingen zou willen aanbrengen in de gegevens vermeld in het erkenningsdossier. Dit betekent dat gcv 107FM zich dus niet alleen aan de basisvoorwaarden dient te houden, maar ook aan alle andere gegevens uit haar oorspronkelijke erkenningsdossier.

De onderzoekscel van de VRM heeft naar aanleiding van de klacht vastgesteld dat FG-Xtra overdag enkel muziek uitzendt, zonder nieuwsblokken en presentatie. Dit wordt ook toegegeven door gcv 107FM. Dergelijke uitzendingen stemmen duidelijk niet overeen met de basisvoorwaarden voor erkenning, noch met de inhoud en het profiel uit het erkenningsdossier van gcv 107FM waarop het erkenningsbesluit is gesteund. Hieruit volgt dat gcv 107FM inbreuken heeft begaan op artikel 146, § 2, van het Mediadecreet.

Artikel 39 van het Procedurebesluit bepaalt dat de VRM de erkenningen van de particuliere radio-omroeporganisaties kan intrekken als de betrokkene zich niet houdt aan de bepalingen van het Mediadecreet, Procedurebesluit of de erkenningsvoorwaarden.

Een intrekking wordt altijd voorafgegaan door een ingebrekestelling door de VRM die de omroeporganisatie de kans biedt, ten vroegste binnen de maand, aan alle voorschriften te voldoen.

De VRM besluit dat de klacht van VZW Radio Tele Randstad tegen gcv 107FM ontvankelijk en gegrond is. Gcv 107FM krijgt uiterlijk tot 15 januari 2022 de tijd om zich te conformeren aan de regelgeving.

 

Van de overige zestien beslissingen zijn er vijftien genomen na het ambtshalve opstarten van een procedure.

Elf beslissingen zijn genomen in het kader van de controle op het ongebruikt laten van de toegewezen zendmogelijkheden na het verkrijgen van een erkenning. Zeven procedures werden stopgezet omdat de betrokken radio’s alsnog zijn beginnen uitzenden (beslissing 2021/011 – 2021/012 – 2021/015 – 2021/024 – 2021/025 – 2021/029 - 2021/030). Drie procedures leidden wel degelijk tot een intrekking van de erkenning (beslissing 2021/013 – beslissing 2021/037 - 2021/044 - 2021/045). In het eerste dossier wenste de betrokken lokale radio-omroeporganisatie zelf geen aanspraak meer te maken op het haar toegewezen frequentiepakket (beslissing 2021/013) en in het derde dossier gebeurde de intrekking na 2 beslissingen (beslissing 2021/037 en 2021/045).

Een twaalfde beslissing sanctioneert een lokale radio die met een te hoog vermogen uitzond (beslissing 2021/010).

In een dertiende beslissing heeft de VRM een netwerkradio-omroeporganisatie gesanctioneerd wegens het niet naleven van het erkenningsdossier. De omroeporganisatie kreeg een administratieve geldboete en een ingebrekestelling met de verplichting zich tegen een bepaalde datum te conformeren (beslissing 2021/036).

In een veertiende beslissing werd een lokale radio-omroeporganisatie met een administratieve geldboete gesanctioneerd wegens het ontbreken van een geldige maatschappelijke zetel (beslissing 2021/038).

Een laatste ambtshalve genomen (vijftiende) beslissing betreft de intrekking van de erkenning van een lokale radio-omroeporganisatie die had meegedeeld de uitzendingen stop te zetten (beslissing 2021/047).

De resterende beslissing is genomen in het kader van de aanvraag van dertien tijdelijke zendvergunningen die werd geweigerd omdat dergelijke tijdelijke zendvergunningen niet voor onbepaalde duur of onbeperkt in de tijd kunnen worden aangevraagd en verleend (beslissing 2021/040).

 

In het kader van de stimuleringsregeling voor investeringsverplichting in de audiovisuele sector nam de VRM in 2021 zeven beslissingen.

In het kader van de stimuleringsregeling voor de audiovisuele sector verplicht artikel 184/1 van het Mediadecreet dienstenverdelers deel te nemen aan de productie voor audiovisuele diensten. De coproductieprojecten worden voor beoordeling van de ontvankelijkheid en de erkenning aan de VRM voorgelegd. In 2021 heeft de VRM de zes ingediende producties als coproductieproject erkend (beslissing 2021/017 –2021/018 – 2021/019 - 2021/020 – 2021/021 – 2021/022).

Sinds 2019 worden ook de particuliere niet-lineaire televisie-omroeporganisaties aan een stimuleringsregeling voor de audiovisuele sector onderworpen. Deze verplichting tot deelname aan de stimulering van de productie van Vlaamse audiovisuele werken is ook van toepassing op niet-lineaire televisie-omroeporganisaties die gevestigd zijn in een lidstaat van de Europese Unie en een aanbod hebben van niet-lineaire televisiediensten gericht op het Nederlandstalig grondgebied [33]. In het kader van deze regelgeving erkende de VRM bij beslissing 2021/023 één coproductieproject.

 

Tot slot behandelt één beslissing van 2021 een in 2019 ontvangen klacht van Broadcast Technology & Development (B.T.D.) B.V. (intussen gewijzigd in On Tower Netherlands 6 BV) tegen Norkring België NV. De klacht had betrekking op de niet-naleving van artikel 28 van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juli 2008 betreffende de voorwaarden en procedure voor het verkrijgen van een licentie voor het aanbieden van een radio- of televisieomroepnetwerk en de bijbehorende zendvergunningen (hierna: het Procedurebesluit) door het niet (tijdig) in gebruik nemen voor digitale televisie-uitzendingen van pakket 7 (bestaande uit kanaal 10) dat deel is van de licentie voor het aanbieden van een televisieomroepnetwerk door de VRM toegekend aan Norkring bij beslissing 2009/051.

Bij beslissing 2019/015 stelt de VRM vast dat de licentie voor wat betreft frequentiekanaal 10, niet in gebruik is genomen en dat er reeds meer dan twee jaar verstreken is na het verwerven van de licentie. Een intrekking van de licentie is overeenkomstig artikel 28 van het Procedurebesluit slechts mogelijk na herhaaldelijke schendingen van het Mediadecreet of het Procedurebesluit, wat in deze zaak niet het geval is. Overeenkomstig datzelfde artikel kon de VRM de licentiehouder wel in gebreke stellen voor wat betreft het gebruik van frequentiekanaal 10 van de licentie, waarbij hij tijd kreeg om de toestand uiterlijk op 30 september 2019 te hebben geregulariseerd door aan alle voorschriften te voldoen. 

Na het verstrijken van die termijn heeft de VRM in beslissing 2019/043 opnieuw vastgesteld dat de licentie niet in gebruik is genomen door via één zendlocatie met een maximaal zendbereik van zestig kilometer uit te zenden. Dit terwijl er reeds meer dan twee jaar verstreken is na het verwerven van de licentie. Norkring werd opnieuw in gebreke gesteld en diende de toestand uiterlijk op 31 juli 2020 geregulariseerd te hebben door aan alle voorschriften te voldoen.       

Na het verstrijken van die laatst genoemde termijn stelt de VRM begin 2021 vast dat de licentie nog steeds niet in gebruik is genomen voor wat betreft frequentiekanaal 10 met als theoretisch beoogd gebied het Nederlandse taalgebied en het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad, door via één zendlocatie met een zendbereik van maximaal zestig kilometer uit te zenden, terwijl er reeds meer dan twee jaar verstreken is na het verwerven van de licentie. De VRM stelt vast dat de feitelijke situatie dezelfde is gebleven als op het ogenblik dat de beslissing 2019/043 werd genomen. Norkring heeft aldus geen enkele actie ondernomen om iets te wijzigen aan de situatie sinds de ingebrekestelling bij beslissing 2019/043. Aangezien Norkring zelf aanvoert geen business-case meer te hebben voor frequentiekanaal 10 en geen verdere acties meer te ondernemen acht de VRM een nieuwe regularisatietermijn niet meer nuttig en heeft de licentie voor wat betreft dat kanaal 10 ingetrokken (beslissing 2021/001). 


[33] Zie hieromtrent onder meer artikel 157, §§ 2 en 4, van het Mediadecreet en het Besluit van de Vlaamse Regering van 1 februari 2019 betreffende de deelname van de particuliere niet-lineaire televisieomroeporganisaties aan de productie van Vlaamse audiovisuele werken, bekrachtigd bij decreet van 26 april 2019, (hierna : het Uitvoeringsbesluit).

3.1.2. In 2021 hebben veertien beslissingen van de VRM betrekking op commerciële communicatie. De sancties waarmee de inbreuken daarbij gesanctioneerd worden, variëren van een waarschuwing tot administratieve geldboetes.

In 2021 zijn twee klachten ingediend die commerciële communicatie als voorwerp hadden (beslissing 2021/028 – 2021/033). Beide klachten zijn ongegrond verklaard.

In beslissing 2021/028 behandelt de VRM een gezamenlijke klacht van BWIN en Ladbrokes tegen NV SBS Belgium. De klacht heeft betrekking op de reclameblokken bij het programma ‘Sports Late Night’, uitgezonden op zaterdag- en zondagavond 30 en 31 januari 2021 op ‘Play4’.

Volgens de klagende partijen werden op beide dagen zowel voor, tijdens als na het programma twee reclamespots voor aanbieders van sportweddenschappen uitgezonden in één reclameblok. Het zou hierbij gaan om een ‘gewone’ reclamespot en, op het einde een korte reclamespot voor een andere aanbieder van online sportweddenschappen, maar dit slechts voor enkele seconden. Volgens de klagende partijen wordt deze laatste reclamespot voorafgegaan door een reclamemededeling over het TV-kanaal, maar is de spot toch een integraal onderdeel van het volledige reclameblok.

Dit is volgens hen in strijd met het artikel 3, §1, van het koninklijk besluit van 25 oktober 2018 betreffende de voorwaarden voor het uitbaten van kansspelen en weddenschappen via informatiemaatschappij-instrumenten (het koninklijk besluit van 25 oktober 2018). 

De klagende partijen zijn van oordeel dat er minstens ook een schending was van artikel 79 van het Mediadecreet, aangezien het reclameblok niet afdoende werd onderbroken of afgescheiden.

Beoordeling door de VRM: bevoegdheid van de algemene kamer
Artikel 52 van het Mediadecreet bepaalt dat “de aanbieders van omroepdiensten […] geen commerciële communicatie en boodschappen van algemeen nut [mogen] uitzenden die in strijd zijn met wettelijke bepalingen”. De bepalingen uit het koninklijk besluit van 25 oktober 2018 met betrekking tot het uitzenden van commerciële communicatie worden op die manier uitdrukkelijk van toepassing gemaakt op aanbieders van omroepdiensten.

Beoordeling door de VRM: ontvankelijkheid van de klacht
Om ontvankelijk te zijn dient een klacht bij de algemene kamer van de VRM te voldoen aan de ontvankelijkheidsvoorwaarden opgesomd in artikel 220, § 1, van het Mediadecreet, en nader uitgewerkt in artikel 12, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 juni 2006 betreffende de procedure voor de Vlaamse Regulator voor de Media.

Bij klachten met betrekking tot de bepalingen over commerciële communicatie is niet vereist om blijk te geven van een benadeling of belang. Dergelijke klachten kunnen dan ook worden ingediend “door elke natuurlijke persoon of rechtspersoon.”

De voorliggende klacht is bijgevolg ontvankelijk.

Beoordeling door de VRM: ten gronde
Op basis van de beelden kan duidelijk worden vastgesteld dat de spot voor ‘BWIN’ een reclamespot betreft. Dit wordt door nv SBS Belgium ook niet betwist. Het gaat onmiskenbaar om een spot met een verkoopsbevorderende boodschap die rechtstreeks aanspoort tot consumptie.

Wat de kwalificatie van de spot voor ‘UNIBET’ betreft, kan op basis van de beelden worden vastgesteld dat deze spot, in tegenstelling tot wat de klagende partijen aanvoeren, geen reclame in de zin van het Mediadecreet betreft en het dus wel degelijk gaat om een sponsorvermelding.

Bijgevolg zijn er dan ook geen twee reclamespots voor aanbieders van sportweddenschappen uitgezonden maar wel een reclamespot en een sponsorvermelding. Er is dus geen inbreuk op artikel 3, § 1, van het koninklijk besluit van 25 oktober 2018. Deze bepaling verbiedt namelijk niet uitdrukkelijk dat een reclamespot voor een aanbieder van online sportweddenschappen wordt gevolgd door een sponsorvermelding voor een aanbieder van online sportweddenschappen.

Waar de klagende partijen nog aanvoeren dat er minstens een schending zou zijn van artikel 79 van het Mediadecreet, blijkt uit de beelden dat bij de reclameblokken gebruik werd gemaakt van begin- en eindbumpers, dit in overeenstemming met het standpunt van de VRM van 23 februari 2015. Hierdoor is het scheidingsprincipe tussen reclame en redactionele inhoud gerespecteerd.

De klacht is bijgevolg ongegrond.

In beslissing 2021/033 buigt de VRM zich over een klacht volgens dewelke de VRT een reclamespot op televisie zou hebben uitgezonden. Volgens de klager zou er op 23 mei 2021 voor en na het programma "Great American Railroad Journeys" een "(weliswaar zeer korte)" reclamespot zijn uitgezonden.

Artikel 50, eerste lid, van het Mediadecreet bepaalt dat het de omroeporganisatie van de Vlaamse Gemeenschap verboden is om reclame te brengen, met uitzondering van radiocreclame en van reclame die gericht is op zelfpromotie.

De VRM oordeelt dat de betrokken spot volgens het Mediadecreet geen reclamespot is, maar een sponsorboodschap. Deze voldoet aan de decretale voorwaarden.

Bijgevolg wordt de klacht tegen de VRT ongegrond verklaard.

De overige twaalf beslissingen zijn het resultaat van ambtshalve procedures op tegenspraak.

Net zoals de voorgaande jaren heeft de VRM in 2021 geen beslissingen genomen over alleenstaande reclameboodschappen.

Er waren evenmin beslissingen over beïnvloeding en aantasting van de verantwoordelijkheid en de redactionele onafhankelijkheid van een omroeporganisatie door een programmasponsor of overtreding van de vijfminutenregel voor sponsoring rond kinderprogramma’s of de sponsoring van een kinderprogramma door een verboden sponsor.

De VRM is ook niet sanctionerend moeten optreden tegen het ontbreken van een gestileerde afbeelding van een tandenborstel bij het uitzenden van commerciële communicatie over suikerhoudend snoepgoed.

Het afgelopen jaar heeft de VRM opnieuw één keer een  overschrijding van het toegelaten percentage zendtijd besteed aan televisiereclame- en telewinkelspots vastgesteld (beslissing 2021/007).

Er werd ook één keer een overschrijding van de maximale duur van één en/of meer sponsorvermeldingen gesanctioneerd (beslissing 2021/006).

Ook in 2021 hoefde slechts één keer sanctionerend te worden opgetreden tegen een inbreuk op de verplichting tot herkenbaarheid van reclame. De VRM stelt vast dat op het einde van elke onderbreking een bumper of afscheiding tussen de publi-reportage en het programma ontbreekt  (beslissing 2021/008).

Het ontbreken van het logo voor sponsoridentificatie werd in 2021 drie keer gesanctioneerd met een waarschuwing (2021/009 – 2021/032 – 2021/046).

Verder kunnen de beslissingen in volgorde van grootte in twee groepen worden onderverdeeld : de regels in verband met productplaatsing (beslissing 2021/002 – 2021/003 - 2021/004 - 2021/008 – 2021/009 – 2021/034 - 2021/035) en sponsorvermeldingen die aanzetten tot consumptie (beslissing 2021/002 - 2021/005 - 2021/032)

3.1.3. Productplaatsing

Bij productplaatsing geven het ontbreken van het PP-logo (2021/003 – 2021/004 – 2021/009 – 2021/035), overmatige aandacht (beslissing 2021/002 – 2021/008 – 2021/034 - 2021/035) en het rechtstreeks aansporen tot aankoop of huur van goederen en diensten, in het bijzonder door die producten of diensten specifiek aan te prijzen (beslissing 2021/002 – 2021/008 - 2021/035) allemaal ongeveer evenveel aanleiding tot een beslissing omtrent productplaatsing.

In 2021 heeft slechts één van de vier beslissingen inzake overmatige aandacht betrekking op een grote (commerciële) televisieomroeporganisatie die gesanctioneerd werd met een administratieve geldboete van 20.000 euro (beslissing 2021/034).

In beslissing 2021/034 controleerde de VRM de uitzending van het programma ‘The Voice van Vlaanderen’ (VTM - 28 mei 2021).

Het programma bevat productplaatsing. De omroeporganisatie toont dan ook het PP-logo  bij het begin, na de onderbrekingen en aan het einde van de uitzending.

Het Mediadecreet laat productplaatsing toe. Programma’s met productplaatsing moeten wel voldoen aan de voorwaarden die zijn opgenomen in artikel 100, § 1, van het Mediadecreet. Zo wordt onder meer bepaald dat in programma’s die productplaatsing bevatten, de producten of diensten in kwestie geen overmatige aandacht mogen krijgen.

Uit de beelden van de desbetreffende uitzending blijkt tijdens de gesprekken in de backstageruimte de veelvuldige, opvallende visuele aandacht voor de benamingen van merken en logo’s.  Zowel een merk van frisdrank, een elektrohandel, een kledingzaak als huishoudapparaten komen daarbij in beeld. Dit gebeurt aan de hand van onder andere een lichtreclame, een grote koelbox, een desk voor de presentator met bijbehorende frisdrank, …

De VRM meent dat hierdoor sprake is van overmatige aandacht.

Bij het bepalen van de sanctie houdt de VRM rekening met het gegeven dat inbreuken op de voorwaarden m.b.t. productplaatsing, ernstige inbreuken zijn. Bovendien heeft de omroeporganisatie bij een eerdere vergelijkbare inbreuk reeds een administratieve geldboete van 15.000 euro opgelegd gekregen.

Gelet op de aard van de inbreuk en de eerdere beslissing van de VRM, wordt nu een administratieve geldboete van 20.000 euro opgelegd.

Hier kan worden opgemerkt dat het bedrag van de opgelegde administratieve geldboetes niet toekomt aan de werkingsmiddelen van de Vlaamse Regulator voor de Media, maar wordt toegevoegd aan de algemene inkomsten van de Vlaamse overheid.

In beslissing 2021/035 besluit de VRM dan weer dat er geen sprake is van overmatige aandacht of rechtstreeks aansporen tot aankopen of huren. De VRM stelt wel het ontbreken van een PP-logo in een ander programma vast en sanctioneert die inbreuk met een administratieve geldboete van 500 euro omdat de omroeporganisatie al een waarschuwing had gekregen voor gelijkaardige inbreuken.

Naar aanleiding van deze beslissing controleerde VRM de uitzendingen van de particuliere regionale televisieomroeporganisaties (2 mei 2021, 17u-20u), waaronder TV Limburg (vzw Tele-Visie-Limburg).

Programma ‘Het blijft in de familie’
Tijdens de onderzochte periode wordt het programma ‘Het blijft in de familie’ uitgezonden. In de uitzending in kwestie wordt een Limburgs familiebouwbedrijf in de kijker gezet. Het programma duurt iets meer dan 15 minuten. Op een kort item na (duurtijd ongeveer 2 minuten), gaat het gehele programma over het familiebouwbedrijf.

De zaakvoerster krijgt daarbij de mogelijkheid om de specialisatie van het bedrijf voor te stellen en uit te leggen waarin het bouwbedrijf zich onderscheidt van andere bedrijven.

Volgens de onderzoekscel van de VRM zou het programma door de verwevenheid van redactionele inhoud en commerciële communicatie als geheel enkel onder de vorm van een publi-reportage kunnen worden uitgezonden.

Na het herbekijken van de beelden en rekening houdend met het verweer van de betrokken omroeporganisatie, oordeelt de algemene kamer van de VRM dat herhaalde overmatige aanprijzingen in de betrokken reportage ontbreken. De algemene kamer acht het dan ook onvoldoende bewezen dat de omroeporganisatie enige betaling voor de reportage heeft ontvangen. Bijgevolg wordt geen inbreuk vastgesteld.

Programma ‘Score’
In het programma ‘Score’ staat de sportactualiteit uit de regio centraal. Telkens de presentator in beeld komt, komt ook centraal op het scherm een flesje frisdrank in beeld. Het gaat volgens de onderzoekscel duidelijk om de plaatsing (centraal op de presenteerdesk) van een product in een programma, in de meest letterlijke zin van het woord.

De aanwezigheid van productplaatsing in het programma wordt echter niet op de voorgeschreven manier aangegeven. Noch aan het begin, noch aan het einde van de uitzending wordt een PP-logo getoond.

Bij het bepalen van de sanctie houdt de VRM er rekening mee dat TV Limburg reeds bij een eerdere beslissing een waarschuwing heeft gekregen voor gelijkaardige inbreuken.

De VRM legt TV Limburg nu een administratieve geldboete van 500 euro op.

 

3.1.4. Sponsorvermeldingen

In 2021 handelen toch nog steeds drie beslissingen over sponsorvermeldingen die niet beantwoorden aan de definitie van sponsoring omdat in de vermelding werd aangezet tot consumptie (zie hoger punt 3.1.2.).

In alle gevallen oordeelde de VRM dat er sprake was van een inbreuk op het Mediadecreet. In twee zaken werd een administratieve geldboete opgelegd (2021/002 – 2021/005) en in één zaak een waarschuwing (2021/032).

3.1.5. Herkenbaarheid van commerciële communicatie

De VRM blijft hier aandacht voor hebben, of het nu gaat om reclame/publireportage (beslissing 2021/008 – 2021/028) of sponsoridentificatie (beslissing 2021/009 – 2021/032 – 2021/046) of PP-logo (2021/003 – 2021/004 – 2021/009 – 2021/035).

Het gegeven dat er bij de kijkers/luisteraars verwarring kan ontstaan tussen commerciële communicatie en redactionele inhoud, is daarbij de voornaamste bezorgdheid. In beslissing 2021/028 komt de VRM tot het besluit dat de omroeporganisatie het scheidingsprincipe tussen reclame en redactionele inhoud wel degelijk gerespecteerd had.