8.2. Aanbeveling m.b.t. overdracht van erkenning(en) en zendvergunning(en) van de particuliere radio-omroeporganisaties of overdracht van de controle door wijzigingen in de werking

Het Mediadecreet legt op dat de landelijke en regionale radio-omroeporganisaties zich voor de volledige duur van de erkenning houden aan de door hen ingediende offerte en aan de basisvoorwaarden en aanvullende kwalificatiecriteria in overstemming waarmee de Vlaamse Regering de erkenning heeft uitgereikt (cfr. Artikel 139 en 142 van het Mediadecreet).

Dit principe dat de oorspronkelijk ingediende offerte op basis van dewelke de erkenning werd verleend, dient te worden nageleefd is momenteel niet langer vastgelegd in het Mediadecreet voor wat betreft de lokale radio-omroeporganisaties.

Oorspronkelijk was dit wel het geval ten tijde van de erkenningsrondes voor de lokale radio-omroeporganisaties (eind 2003 – begin 2004). Door de inwerkingtreding van het decreet van 15 juli 2005 houdende wijziging van de decreten betreffende de radio-omroep en de televisie, gecoördineerd op 4 maart 2005, verdween deze verplichting en kwam er een nieuwe regeling die de lokale radio-omroeporganisaties de mogelijkheid biedt om de programmatie en werking soepel te wijzigen en ook om op eenvoudige wijze in en uit samenwerkingsverbanden te stappen.

Momenteel volstaat het om dergelijke wijzigingen door te voeren na voorafgaandelijke kennisgeving aan de Vlaamse Regulator voor de Media (cfr. artikel 144 en 145 van het Mediadecreet).

Ook voor de landelijke en regionale radio-omroeporganisaties werd de regeling versoepeld om wijzigingen in de werking en de programmatie door te voeren. Enkel voor significante wijzigingen in statuten, aandeelhoudersstructuur of informatieve programma’s moet de Vlaamse Regering zijn goedkeuring verstrekken (cfr. artikel 139 en 142 van het Mediadecreet) met inachtneming van het pluralisme en diversiteit in het radiolandschap.

 

Overdracht van de controle en verhandeling

De mogelijkheid om op vrij eenvoudige wijze de werking en de programmatie aan te passen en aan te sluiten bij of te wisselen van samenwerkingsverband is door de lokale radio-omroeporganisaties sedert de inwerkingtreding van het voormeld decreet van 15 juli 2005 veelvuldig gebruikt.

Vaak gaat deze wijziging in de werking en de programmatie of de aansluiting bij of wisseling van een samenwerkingsverband gepaard met een vervanging van de bestuursleden van de rechtspersoon die de erkenning en het gebruik van de daarbij horende frequentie in handen heeft.

Mits inachtneming van de plicht tot kennisgeving zijn dergelijke wijzigingen perfect toegelaten en niet gebonden aan enige appreciatie door de VRM. Er dienen dus geen motieven voor de aangemelde wijzigingen te worden opgegeven of te worden beoordeeld. De enige decretale restrictie betreft de beperking van het aantal bij een samenwerkingsverband aangesloten lokale radio-omroeporganisaties tot een maximum van 60 radio’s (cfr. artikel 144 van het Mediadecreet) waarop dan ook door de VRM wordt op toegekeken.

Het is echter onwaarschijnlijk dat de zichtbare en aangemelde wijzigingen in vele gevallen niet gepaard zouden gaan met niet-zichtbare overeenkomsten van financiële of een op andere wijze begunstigende aard, voornamelijk wanneer het de aansluiting betreft bij één van de actieve samenwerkingsverbanden Dit blijkt helaas een onvermijdbaar nevenverschijnsel van de huidig decretaal vastgelegde soepele wijzigingsprocedure.

Het aantal onafhankelijk opererende lokale radio-omroeporganisaties (oorspronkelijk 169) is vandaag meer dan gehalveerd (82 onafhankelijke lokale radio-omroeporganisaties op een totaal van 289) als rechtstreeks gevolg van de versoepelde regeling.

Hoewel de toezichthouder door de betrokken lokale radio-omroeporganisaties vanzelfsprekend niet spontaan op de hoogte wordt gebracht van de achterliggende transacties bij wijzigingen in de werking en/of aansluiting bij een samenwerkingsverband, is het ongetwijfeld een reëel gegeven dat hierdoor het verworven gratis gebruik van een schaars gemeenschapsgoed (frequentie en bijhorende zendmogelijkheden) in de praktijk op één of andere wijze te gelde wordt gemaakt.

Momenteel bestaat er geen decretale of reglementaire mogelijkheid om dergelijke praktijken een halt toe te roepen of te gaan controleren. Zolang de huidig bestaande decretale regeling gehandhaafd blijft, kan ook bij een volgende erkenningsronde een kandidaat voor een erkenning door het indienen van een aanvraagdossier waarin op papier op de grootst mogelijke wijze wordt tegemoetgekomen aan de opgelegde erkenningsvoorwaarden (cfr. artikel 146 van het Mediadecreet) na het verwerven van de erkenning, deze quasi onmiddellijk doorschuiven met lucratief oogmerk.