4.1.7 Uitbreidingsmogelijkheden en beleidsaanbevelingen

4.1.7.1        Mogelijke maatregelen omtrent gatekeepers

De Vlaamse omroepwetgeving kent, net als in de meeste andere landen, geen beperkingen op verticale integraties tussen omroeporganisaties, dienstenverdelers en netwerkoperatoren (met uitzondering van wat hiervoor werd gesteld met betrekking tot DVB en onverminderd de toepassing van de algemene mededingingsregels). Daardoor kan er in principe een sterke verstrengeling van eigendom en participaties ontstaan tussen deze actoren, die enerzijds tot schaal- en efficiëntievoordelen kunnen leiden, maar die anderzijds risico’s op diverse concurrentieverstoringen doen toenemen. Het is aan het beleid om te zien hoe deze risico’s tot een minimum beperkt kunnen worden.

Door de participatie van Telenet Service Center bvba in De Vijver Media nv is een dienstenverdeler  mede-eigenaar geworden van een belangrijke omroeporganisatie. Een dergelijke overname kan onder de noemer vallen van efficiënt beheer van de onderneming, maar kan ook risico’s op concurrentieverstoring inhouden. Wanneer deze situatie er bijvoorbeeld toe leidt dat de dienstenverdeler meer informatie (bv. over het kijkgedrag) gaat uitwisselen met zijn eigen televisieomroeporganisatie dan met derde, niet-geaffilieerde, televisieomroeporganisaties, kan dit tot een concurrentiële scheeftrekking leiden. De eigen zenders krijgen dan immers een beter inzicht in het kijkgedrag van hun publiek en kunnen efficiënter gerichte reclame (‘targeted advertising’) aanbieden. Dit kan op zijn beurt weer leiden tot hogere advertentie-inkomsten. Mocht deze situatie, waarin andere televisieomroeporganisaties geen of moeilijker toegang krijgen tot kijkersinformatie, zich voordoen ten gevolge van een overname, beschikken de Belgische en de Europese mededingingsautoriteiten over instrumenten om hier tegen op te treden.

Zo maakte de Europese Commissie in 2015 de goedkeuring van de overname afhankelijk van het aangaan van een aantal verbintenissen (‘commitments’) . Die omvatten onder andere het engagement om aan derde partijen toegang te geven tot de omroepprogramma’s, om niet te discrimineren in geval van lancering van een nieuw aanbod, en om de kwaliteit van VIER en VIJF te handhaven.

De partijen zegden toe om, op eerlijke, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden, het volgende aanbod te doen aan iedere geïnteresseerde tv-aanbieder in België:

• Een licentie voor zenders VIER en VIJF.

• Een licentie voor eventuele nieuwe zenders die De Vijver in de toekomst nog zal opstarten en die deel uitmaken van het basispakket voor betaaltelevisie. Zenders uit het basispakket voor betaaltelevisie zijn zenders die in het basiszenderpakket van Telenet zitten en die alle of de meeste abonnees ontvangen.

Ook moet De Vijver een licentie geven voor verbonden diensten zoals diensten die kijkers in staat stellen om net gemiste programma’s te bekijken en PVR (een dienst waarmee gebruikers programma's kunnen opnemen en dan later kunnen bekijken).

Deze toezeggingen gelden voor zeven jaar en moeten garanderen dat concurrenten van Telenet VIER en VIJF kunnen aanbieden aan hun abonnees en geen concurrentienadeel lijden ten opzichte van Telenet.

Een “monitoring trustee” (Advolis SA) werd aangesteld die toezicht moet houden op de naleving van de aangegane verbintenissen.

Tijdens het voorbereidend onderzoek werd door de Europese Commissie bij de VRM geïnformeerd in hoeverre de VRM kon bijdragen tot de kwaliteit van de oplossing van disputen in dit dossier. In zijn antwoord gaf de VRM aan dat het daarvoor momenteel de bevoegdheid ontbrak. De vraag of de VRM in de toekomst hierin een rol zou kunnen spelen werd op 9 juni 2016 besproken in de Commissie Cultuur, Jeugd, Sport en Media van het Vlaams Parlement.

De vrees dat de rol van Telenet als gatekeeper problematisch wordt wanneer het bedrijf ook een concurrent wordt op omroepvlak, leeft bij de andere omroepen. Ze werd o.a. bevestigd tijdens het VRM-symposium in november 2014. Een van de panelleden wees op de gevoeligheid om strategische informatie mee te delen aan een distributeur die ook een concurrent is. In dergelijk geval wordt het moeilijk om bepaalde dingen (zoals de ontwikkeling van nieuwe toepassingen rond ‘targeted advertising’) te bespreken.Recent kwam dit ook bij de verkoop van de rechten op de samenvattingen van de Pro League door Telenet aan VIER ter sprake.

Aangezien de dienstenverdelers Telenet en Proximus in het najaar 2016 effectief van start gegaan zijn met proefprojecten rond targeted advertising is waakzaamheid vereist.

De informatieverstrekking kan mislopen op twee vlakken:

• Telenet/Liberty kan aan de concurrerende omroepen (VRT, Medialaan) de toegang tot informatie over de eigen omroep ontzeggen, waartoe de eigen omroepen van SBS wel toegang hebben.

• Telenet/Liberty kan aan zijn eigen omroepen informatie verstrekken over de concurrerende omroep.

In de overnamebeslissing van februari 2015 ging de Europese Commissie dieper in op de bekommernissen omtrent het delen van commercieel gevoelige informatie tussen Telenet en De Vijver Media enerzijds en het beperken van innovatie op het vlak van gerichte reclame (targeted advertising) anderzijds. De Commissie kwam tot de vaststelling dat het risico op concurrentieverstoring niet van die aard was dat er bijkomende waarborgen moesten worden ingebouwd. De Commissie achtte het onwaarschijnlijk dat Telenet de mogelijkheid en de prikkel zou hebben om VIER en VIJF te bevoordelen ten aanzien van concurrerende omroepen door het delen van commercieel gevoelige gegevens, o.m. omdat het contractueel gebonden is aan vertrouwelijkheidsverplichtingen ten aanzien van VRT en Medialaan en omdat het nut van dergelijke gevoelige gegevens meestal erg beperkt is bij het imiteren van innovatieve producten of diensten die door concurrerende zenders zouden worden voorbereid.

Indien nieuwe ontwikkelingen (bv de sublicentie voor samenvattingen van voetbal van Telenet naar VIER.) dergelijke risico’s op marktverstoring evenwel zouden versterken en het Vlaamse beleid van oordeel is dat deze risico’s onvoldoende door de concurrentieautoriteiten kunnen worden ingedijkt, dan zou het bijkomende wettelijke garanties kunnen inbouwen in de sectorspecifieke mediaregels, bijvoorbeeld door de verplichte invoering van Chinese Walls. Artikel 211 van het Mediadecreet, dat verplichtingen oplegt aan dienstenverdelers met betrekking tot voorwaardelijke toegangssystemen, zou aangevuld kunnen worden met confidentialiteitsverplichtingen, naar analogie van de voorwaarde die Ofcom in het Verenigd Koninkrijk in 2012 opnam in de regulering van decodersystemen voor digitale televisie. Een alternatieve interventie zou kunnen bestaan uit een verplichting tot niet-discriminerende ontsluiting van informatie voor iedere speler (eventueel door een aparte bedrijfsentiteit of onderneming).

Dit is grotendeels nog onontgonnen terrein en er zijn praktische moeilijkheden waarvoor weinig pasklare oplossingen voorhanden zijn.

Vermits er gehandeld wordt op een domein waar er zowel Vlaamse (omroep) als federale bevoegdheden van tel zijn (auteursrecht, mededinging), is overleg met het federale niveau aangewezen.

4.1.7.2        Uitbreiding DAB+

Het beleid stimuleert het gebruik van digitale radio. De landelijke private radio-omroepen worden decretaal verplicht om te investeren in DAB+, met het oog op een analoge switch-off. VRT test momenteel DAB+ en zal binnenkort de overschakeling maken van DAB naar DAB+. Bovendien kan DAB+ ervoor zorgen dat de hoge concentratie bij de aggregatie in de radiosector, door de beperkte beschikbaarheid van radiospectrum, verminderd kan worden.

Voorlopig wordt er één landelijk frequentieblok (11A) geëxploiteerd door Norkring voor DAB+ en één landelijk (12A) door VRT gebruikt voor DAB-uitzendingen en testuitzendingen in DAB+.

Twee regionale frequentieblokken (5A en 5D) kunnen nog worden toegewezen. Indien het beleid van deze mogelijkheid gebruik zou willen maken, biedt dit ruimte voor een extra aanbod aan DAB+-omroepen. De toekenning van deze frequentieblokken gebeurt, onder de huidige omstandigheden, volgens het Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de voorwaarden en procedure voor het verkrijgen van een licentie voor het aanbieden van een radio-of televisieomroepnetwerk en de bijbehorende zendvergunningen van 18 juli 2008, via een beauty contest. Het beleid moet erop toezien dat er geen ongewenste machtsposities ontstaan.

Dit idee leeft in de sector, het kwam aan bod tijdens verschillende symposia. Ook de SARC-Sectorraad Media verwees er naar in zijn advies bij het voorontwerp van decreet tot wijziging van het mediadecreet, wat betreft de radio-omroeporganisaties.

4.1.7.3        Uniformiseren regelgeving over reclame over verschillende platformen

Ten gevolge van crossmedialiteit kan een zelfde commerciële communicatie via verschillende platformen verspreid worden. Om eerlijke concurrentie tussen de verschillende platformen te bewerkstelligen, zou de mate van strengheid van de regulering vergelijkbaar moeten zijn.

Het Mediadecreet voorziet strenge richtlijnen rond televisiereclame die gericht is op kinderen. Voor reclame via internet en sociale media is de situatie veel minder duidelijk Dit valt ook onder de federale bevoegdheid van consumentenbescherming. Dit kwam bv  recent ter sprake naar aanleiding van een Ketnet-wrapster die ook Coca Cola-ambassadeur is.

Er werden reeds een aantal inititatieven in deze richting ontwikkeld. Een daarvan is de "Belgian Pledge", een initiatief van de Federatie van de Voedingsindustrie (Fevia), de vertegenwoordiger van de Belgische handel en diensten (Comeos) en de Unie van Belgische Adverteerders (UBA), dat werd gelanceerd in 2012. Verschillende bedrijven zetten er toen hun handtekening onder en beloofden zo om reclame voor kinderen jonger dan 12 te beperken in de geschreven media, op televisie en via het internet.

De programma-medewerkers van de VRT die actief zijn op de sociale media kunnen terugvallen op "10 geboden voor sociale media". Voor de programma-medewerkers van de VRT werd een richtlijn uitgewerkt over hoe om te gaan met de sociale media.

Ook de bestaande regels (op het Vlaame en federale niveau) omtrent politieke reclamespots zouden verder uitgeklaard moeten worden en met elkaar in overeenstemming gebracht. De discrepantie tussen (het legistiek ongelukkig geformuleerde[240]) art.49 Mediadecreet (dat politieke reclame toelaat tijdens de sperperiode voor de verkiezingen “mits naleving van de wetgeving betreffende de verkiezingsuitgaven”) en art.5 van de wetten van 4 juli 1989 en 19 mei 1994 op de verkiezingsuitgaven (waarin politieke reclamespots op radio, televisie en in bioscopen verboden worden tijdens de sperperiode) leidt momenteel tot rechtsonzekerheid. Ook de verspreiding van dergelijke filmpjes via andere kanalen (internet, sociale media) verdient de nodige aandacht. Vooral in de aanloop naar de verkiezingen van 2018 kan dit van belang zijn.

Het zou nuttig zijn om duidelijkheid te scheppen en de bestaande initiatieven te groeperen.



[240] Zie hierover meer in D. Voorhoof en P. Valcke, Handboek Mediarecht, vierde editie, Larcier, 2014, p.575-576.