3.1. Algemene bespreking van de beslissingen

In 2018 handelen de beslissingen niet in hoofdzaak over commerciële communicatie. Er is een opmerkelijke stijging van beslissingen omtrent klachten in verband met radiozaken. Waarschijnlijk kan dit verklaard worden door het feit dat op 1 januari 2018 de erkenningen van de particuliere lokale en netwerkradio-omroeporganisaties, verleend na een volledig nieuwe erkenningsronde in 2017, van kracht werden. De kandidaten die geen erkenning bemachtigd hebben, houden nauwgezet in het oog of hun concurrent de regelgeving ter zake wel naleeft. 

3.1.1. Vierentwintig zaken handelen in 2018 niet over commerciële communicatie.

Er zijn achttien beslissingen genomen in radio-gerelateerde zaken.

Zeven beslissingen werden genomen na een klacht.Vijf klachten betreffen de erkenning van de aangeklaagde radio-omroeporganisaties (beslissing 2018/012 – 2018/028 – 2018/029 – 2018/033 – 2018/046).   
         
Eén klacht is niet ontvankelijk (beslissing 2018/033). De klacht betreft het ten onrechte verliezen van de erkenning en het niet beantwoorden door de aangeklaagde radio aan het ingediende kandidatuurdossier. De klager heeft een aanvraag ingediend voor hetzelfde frequentiepakket dat aan de aangeklaagde radio werd toegewezen. Omwille van financiële redenen heeft de klager geen beroep ingesteld tegen die erkenning bij de Raad van State.    
Klachten die bij de algemene kamer van de VRM worden ingediend zijn slechts ontvankelijk indien ze voldoen aan de voorwaarden voorgeschreven in artikel 220, § 1, van het Mediadecreet en nader uitgewerkt in artikel 12, eerste lid, van het Procedurebesluit.
Bij het indienen van een klacht dient de klager ook blijk te geven van een belang of een benadeling opdat de algemene kamer uitspraak zou kunnen doen want deze klacht heeft geen betrekking op commerciële communicatie of boodschappen van algemeen nu.
In zijn klacht voert de klager geen concrete elementen omtrent zijn belang aan. Op de hoorzitting verklaart hij de klacht neer te leggen omdat hij van oordeel is dat een erkende radio-omroeporganisatie de regelgeving dient na te leven. De klager wenst bijgevolg in wezen op te treden vanuit een maatschappelijk belang.  Door de expliciete eis van een belang moet de klager nochtans aantonen over een persoonlijk belang te beschikken dat specifieker is dan het algemene belang.      
De klager kan er zich niet op beroepen dat de aangeklaagde radio “ten onrechte” zou zijn erkend, vermits de erkenningsbeslissing niet werd aangevochten voor de Raad van State en bijgevolg definitief is geworden. De VRM besluit aldus dat de klager geen blijk geeft van het vereiste belang. De klacht is dan ook niet-ontvankelijk.

Eén klacht, volgens dewelke de aangeklaagde radio-omroeporganisatie niet aan de algemene decretale erkenningsvoorwaarden zou beantwoorden, noch op het ogenblik van de aanvraag tot erkenning, noch op het ogenblik van de klacht, heeft de VRM verworpen (beslissing 2018/012).   
In de mate dat de klager aanvoert dat de aangeklaagde radio niet beantwoordde aan de algemene decretale erkenningsvoorwaarden en dus niet erkend had mogen worden door de bevoegde minister, betwist de klager in wezen de wettigheid van het ministerieel besluit van 1 december 2017 houdende de erkenning van de aangeklaagde radio als lokale radio-omroeporganisatie. De VRM stelt echter vast dat de klager geen beroep tot nietigverklaring bij de Raad van State heeft ingesteld tegen het genoemde ministerieel besluit. Dat ministerieel besluit is definitief geworden. Als orgaan van actief bestuur komt het de algemene kamer van de VRM niet toe te oordelen over de wettigheid van een erkenning als lokale radio-omroeporganisatie door de minister.      
In de mate dat de klacht betrekking heeft op het niet beantwoorden aan de algemene decretale erkenningsvoorwaarden om erkend te blijven, blijkt uit de door de aangeklaagde radio ingediende stukken dat aan het Mediadecreet is voldaan. De ingediende klacht wordt bijgevolg verworpen.        

Twee klachten zijn niet gegrond (beslissing 2018/029 – 2018/046). In de laatste beslissing stelt de VRM dat wijzigingen die door een netwerkradio-omroeporganisatie aan het kandidatuurdossier worden aangemeld en doorgevoerd, nooit zodanig mogen zijn dat wordt afgeweken van het profiel waarvoor de netwerkradio-omroeporganisatie erkend is. In de te beoordelen zaak besluit de VRM dat de aangemelde wijzigingen niet tot een profielwijziging hebben geleid.

Slechts één klacht blijkt deels gegrond te zijn (beslissing 2018/028). In die zaak krijgt de aangeklaagde radio-omroeporganisatie een waarschuwing met de verplichting om zich tegen een bepaalde datum aan het Mediadecreet te conformeren. 

Een zesde klacht werd verworpen wegens onbevoegdheid van de VRM om niet-naleving van de beheersovereenkomst door de VRT te sanctioneren (beslissing 2018/019). De VRM ontving een klacht van VZW Familyradio Vlaanderen tegen de NV Vlaamse Radio- en Televisieomroeporganisatie (VRT).   
De klager vraagt om de VRT onmiddellijk te veroordelen tot het stopzetten van de distributie van de submerken MNM Hits en Klara Continuo via het DAB+ platform wegens overtreding van de beheersovereenkomst. Deze submerken zouden volgens de klager niet beantwoorden aan de strategische doelstellingen van de VRT, zoals beschreven in de beheersovereenkomst. Door deze overtreding is er volgens de klager sprake van een vorm van oneerlijke concurrentie omdat de klager zijn omroepprogramma ook via het DAB+ platform uitzendt.        
Op grond van artikel 218, § 2, 9°, van het Mediadecreet oefent de VRM toezicht uit op de naleving door de VRT van de beheersovereenkomst met de Vlaamse overheid. Indien de VRM daarbij van oordeel is dat de beheersovereenkomst niet wordt nageleefd door de VRT, behoort het tot de bevoegdheid van de VRM om dit aan de Vlaamse Regering te rapporteren. De VRM heeft daarbij echter geen bevoegdheid om de VRT hiervoor een sanctie op te leggen.   
In deze procedure vraagt de klager om de VRT te veroordelen tot het stopzetten van de distributie van de submerken MNM Hits en Klara Continuo via het DAB+ platform wegens overtreding van de beheersovereenkomst. In wezen verzoekt de klager de VRM een sanctie aan de VRT op te leggen wegens een eventuele schending van de beheersovereenkomst. Aangezien de VRM hierrond geen bevoegdheid heeft, komt het de VRM niet toe over deze klacht een uitspraak te doen. De klacht wordt bijgevolg verworpen.

Naar aanleiding van de zevende klacht sanctioneerde de VRM een lokale radio-omroeporganisatie met een administratieve geldboete van €1000 wegens het niet conform de zendvergunning uitzenden (beslissing 2018/049). 

Van de overige elf beslissingen zijn er twee genomen na het ambtshalve opstarten van een procedure.
In een eerste beslissing trekt de VRM op vraag van een lokale radio-omroeporganisatie zelf diens erkenning in. De omroeporganisatie had tijdens de erkenningsronde een verkeerd frequentiepakket aangevraagd (beslissing 2018/010).
Een tweede beslissing betreft de opvolging van beslissing 2018/028, waarin een radio-omroeporganisatie gewaarschuwd werd en verplicht werd zich tegen een bepaalde datum aan het Mediadecreet te conformeren (zie hoger). Uit de opvolging van die beslissing bleek namelijk dat de radio-omroeporganisatie zich nog niet op alle vlakken aan het Mediadecreet geconformeerd had. De radio-omroeporganisatie krijgt daarom een administratieve geldboete van €1250 opgelegd samen met de verplichting zich uiterlijk tegen 31 januari 2019 aan het Mediadecreet te conformeren (beslissing 2018/045).
Vijf beslissingen zijn genomen naar aanleiding van de aanvraag van een zendvergunning (beslissing 2018/006 – 2018/011 – 2018/027 – 2018/031 – 2018/040).

De resterende vier beslissingen zijn genomen in het kader van de procedure voor de toekenning van een licentie voor het aanbieden van een radio-omroepnetwerk. Drie beslissingen betreffen de conformiteit en de ontvankelijkheid van de aanvraag voor dergelijke licentie (beslissing 2018/036 – 2018/037 – 2018/038). Eén beslissing is de eigenlijke toekenning van de licentie (beslissing 2018/044).      
Na een vergelijkende toets wordt de nieuwe licentie voor het aanbieden van een radio-omroepnetwerk (DAB+) toegewezen aan Norkring België NV.

De Vlaamse Regering publiceerde in het Belgisch Staatsblad van 18 juni 2018 een oproep tot het indienen van kandidaturen voor een tweede licentie voor het aanbieden van een radio-omroepnetwerk (DAB+).        
De VRM ontving hierop 3 kandidaturen (TVV Digitaal CVBA, Norkring België NV en Broadcast Technology & Development BV).        
De regelgeving bepaalt dat in dergelijk geval de aanvraagdossiers verder worden onderzocht aan de hand van een vergelijkende toets op basis van de criteria zoals door de Vlaamse Regering bij besluit vastgelegd.
Uit het onderzoek blijkt Norkring België NV de best gerangschikte kandidaat die ook tegemoet komt aan de decretale voorwaarden om een licentie te verkrijgen voor het aanbieden van een radio-omroepnetwerk.         
Bijgevolg heeft de VRM Norkring België NV meegedeeld dat haar aanvraag het best voldoet aan de criteria van de vergelijkende toets en dat aan haar dus een licentie voor het pakket van de frequentieblokken of -kanalen zal worden toegekend. Norkring België NV heeft hierop uitdrukkelijk aan de VRM meegedeeld de licentie en de daaraan verbonden voorschriften te aanvaarden. Daarop kent de VRM de licentie toe en wijst de overige aanvragen af.      
De licentie wordt uitgereikt voor een termijn van 15 jaar.        
Door dit omroepnetwerk verdubbelt de capaciteit voor bijkomende particuliere digitale radio-omroepen die kunnen uitzenden voor de Vlaamse Gemeenschap. 

In het kader van de stimuleringsregeling voor de audiovisuele sector verplicht artikel 184/1 van het Mediadecreet dienstenverdelers deel te nemen aan de productie voor audiovisuele diensten. De coproductieprojecten worden voor beoordeling van de ontvankelijkheid en de erkenning aan de VRM voorgelegd. In 2018 heeft de VRM vier ingediende producties als coproductieproject erkend (beslissing 2018/015 –2018/016 –2018/017 –2018/018). Een vijfde beslissing betreft de vervanging en benoeming van een lid van de beoordelingscommissie (2018/039). 

Eén beslissing werd genomen na een klacht omtrent het niet ter beschikking stellen van het HD-aanbod door de VRT aan de antennekijkers via het DVB-T2-platform. Volgens de klager is daardoor de beeldkwaliteit ondermaats voor de weergave op de huidige HD-schermen en mist hij essentiële beeldinformatie om de programma’s goed te kunnen volgen, vooral bij close-ups, die steeds vaker gebruikt worden. Het meest recent stelde de klager dit vast tijdens de uitzending van de Pano-reportage ‘Boerenbedrog’ op 11 april 2018.    
De klager vraagt om deze weigering en moedwillige benadeling van antennekijkers door de VRT te toetsen aan de geldende regelgeving, meer in het bijzonder aan het Mediadecreet en VRT-beheersovereenkomst. In die beheersovereenkomst leest de klager immers dat het toch de ambitie van de VRT is om het publieke VRT-aanbod via minstens één open platform, dus zonder abonnementskosten, ter beschikking te stellen aan elke Vlaming.

Op grond van artikel 218, § 2, 9°, van het Mediadecreet oefent de VRM toezicht uit op de naleving door de VRT van de beheersovereenkomst met de Vlaamse overheid. Indien de VRM daarbij van oordeel is dat de beheersovereenkomst niet wordt nageleefd door de VRT, behoort het tot haar bevoegdheid om dit aan de Vlaamse Regering te rapporteren. De VRM heeft daarbij echter geen bevoegdheid om de VRT hiervoor een sanctie op te leggen.
De VRM stelt vast dat noch het Mediadecreet noch de beheersovereenkomst enige bepaling bevatten die zou voorschrijven in welke kwaliteit de VRT haar digitaal televisieaanbod zou moeten aanbieden, laat staan de VRT zou verplichten om het digitaal televisieaanbod in HD aan te bieden. De klacht wordt bijgevolg ongegrond verklaard (beslissing 2018/025).

 

3.1.2. in 2018 hebben tweeënentwintig beslissingen van de VRM betrekking op commerciële communicatie. De sancties waarmee de inbreuken daarbij gesanctioneerd worden, variëren van een waarschuwing tot administratieve geldboetes.

In 2018 zijn twee beslissingen genomen na een ingediende klacht (beslissing 2018/032 - 2018048).
De VRM ontving een eerste klacht met betrekking tot de rubriek ‘De Stamboom’, uitgezonden tijdens week 23 (van maandag tot vrijdag) in het programma ‘Iedereen Beroemd’ (één). Volgens de klager zou deze rubriek uitgezonden zijn als een lange reclametrailer voor een bedrijf in ballonvaarten en zou er sprake zijn van ongepaste productplaatsing. De klager is van mening dat door de uitzending de imagoschade voor de ballonvaartsector en zijn professioneel bedrijf groot is.        
Uit de beelden en het onderzoek blijkt dat in de desbetreffende rubriek gedurende telkens een viertal minuten een beeld wordt geschetst van een familie wiens dagelijks leven volledig gewijd is aan hun passie van het ballonvaren.   
Het feit dat in de betrokken rubriek de bedrijfsnaam herhaaldelijk wordt vermeld en het logo meermaals wordt getoond op onder mee petjes en kledij, volstaat niet om te concluderen dat het om commerciële communicatie gaat. Uit de definitie van commerciële communicatie volgt dat er sprake moet zijn van promotie van een goed, een dienst of een handelsmerk. Uit onderzoek van de uitgezonden beelden kan niet worden afgeleid dat deze een promotioneel karakter zouden hebben.       

Er is immers geen sprake van eenzijdig positieve aandacht gericht op het promoten van het maken van een ballonvaart met dit bedrijf. De rubriek schetst een familieportret en toont de betrokken familie in haar eigenheid en haar passie voor het ballonvaren, waarbij de insteek niet commercieel getint is.
Vermits er geen aanwijzingen zijn dat in de bedoelde rubriek sprake is van het promoten van de diensten van het betrokken familiebedrijf, is niet voldaan aan de definitie van commerciële communicatie, zoals vastgelegd in artikel 2, 5°, van het Mediadecreet. Bijgevolg kan er geen sprake zijn van aanwezigheid van reclame of productplaatsing in de betrokken rubriek. Er wordt dan ook geen inbreuk op het Mediadecreet vastgesteld.
Voor zover de klager in zijn klacht al enige imagoschade, veroorzaakt door de betrokken uitzending, zou hebben aangetoond, komt het niet aan de VRM toe om daar enige uitspraak over te doen. De VRM besluit de klacht ongegrond te verklaren.

In een tweede klacht sanctioneert de VRM een radio-omroeporganisatie met een administratieve geldboete van €3000 wegens het uitzenden van niet herkenbare radioreclame (beslissing 2018/048).
Volgens de klagers zou de betrokken radio-omroeporganisatie pakketten aan artiesten aanbieden, waarbij die laatsten onder andere redactionele aandacht en antenneruimte voor hun audioproducties zou kunnen kopen. Eén van die pakketten zou, behalve die redactionele aandacht, ook ‘De Trotsplaat’ bevatten. Dat houdt in dat de ‘single’ van de artiest een week lang om de drie uur wordt gedraaid. De klagers zijn van oordeel dat er op die manier geen scheiding is tussen content en reclame, hetgeen voor de luisteraar niet duidelijk is.
De klagers voegen hieraan toe dat de onduidelijkheid nog wordt versterkt door het feit dat de 'Trotsplaat' niet altijd tegen betaling wordt uitgezonden. Er is immers elke week een 'Trotsplaat', ook indien het betrokken pakket niet werd verkocht. In dergelijk geval zou de radio-omroeporganisatie zelf bepalen welk nummer 'Trotsplaat' wordt. Terwijl de 'Trotsplaat' volgens de klagers de enke keer wel en de andere keer geen commerciële communicatie is, wordt de plaat volgens hen steeds op dezelfde manier aangekondigd en op de zender geprofileerd.
De VRM stelt vast dat de betrokken radio-omroeporganisatie niet ontkent dat er sprake is van radioreclame in de weken dat het betrokken pakket wordt aangekocht en een artiest betaalt om zijn nummer als 'Trotsplaat' te selecteren en uit te zenden.
Het feit dat een ‘Trotsplaat’ telkens op dezelfde wijze wordt aan- en afgekondigd impliceert voor de VRM dat het voor de luisteraar niet duidelijk is of werd betaald om het nummer te laten afspelen, en er dus sprake is van radioreclame, dan wel of het een redactionele keuze betreft.  Bijgevolg begaat de aangeklaagde radio-omroeporganisatie een inbreuk op het Mediadecreet.

De overige twintig beslissingen zijn het resultaat van ambtshalve procedures op tegenspraak.

Net zoals in 2016 en 2017 heeft de VRM in 2018 geen beslissingen hoeven te nemen over alleenstaande reclameboodschappen. De VRM heeft evenmin sanctionerend moeten optreden tegen de  overschrijding van het toegelaten percentage zendtijd besteed aan televisiereclame- en telewinkelspots.

De VRM heeft één keer geoordeeld dat er sprake was van beïnvloeding van de redactionele onafhankelijkheid door een sponsor (beslissing 2018/002).                 
De VRM controleerde de uitzendingen van de particuliere regionale televisieomroeporganisaties  van 14 oktober 2017 van 15u-18u.   Aan het einde van het programma ‘Relax’ bij ATV volgt het programmaonderdeel ‘Relax Tips’.
Uit de beelden en vaststellingen komt duidelijk naar voren dat dit programmaonderdeel gericht is om ‘SKM’ op een positieve manier onder de aandacht te brengen. De invloed van deze sponsor blijkt meer bepaald uit zowel de inhoud van het item (de verkoper stelt twee volledige outfits uit het gamma van ‘SKM’ voor, waarover de klant zeer opgetogen is) als uit de veelvuldige auditieve en visuele vermeldingen van ‘SKM’ in het begin, tijdens, alsook op het einde van ‘Relax Tips’.  
De VRM is daarom van oordeel dat de inhoud van ‘Relax Tips’, dat volledig in het teken staat van de sponsor, dusdanig door de sponsor werd beïnvloed dat daardoor de verantwoordelijkheid en de redactionele onafhankelijkheid van de omroeporganisatie werden aangetast. Hierdoor heeft ATV een inbreuk begaan op het Mediadecreet.
Bij het bepalen van de sanctie houdt de VRM rekening met het gegeven dat dergelijke inbreuk voor het eerst wordt vastgesteld bij ATV. Een waarschuwing is daarom in dit geval een gepaste sanctie.

Het ontbreken van het logo voor productplaatsing werd in 2018 één keer met een administratieve geldboete van €500 door de VRM gesanctioneerd (beslissing 2018/022).
Eenzelfde omroeporganisatie werd twee keer bestraft voor het niet uitzenden van een sponsoridentificatie (beslissing 2018/020 – 2018/026). Een eerste keer werd de omroeporganisatie gewaarschuwd, de tweede keer kreeg die een administratieve geldboete van €1250 opgelegd.    
In twee beslissingen heeft de VRM het ontbreken van een gestileerde afbeelding van een tandenborstel bij het uitzenden van commerciële communicatie over suikerhoudend snoepgoed, vastgesteld en werden de omroeporganisaties telkens met een administratieve geldboete van €2500 bestraft aangezien het voor geen van beide de eerste inbreuk betrof (beslissing 2018/013 – 2018/014).

In volgorde van grootte kunnen de overige beslissingen in volgende drie groepen worden onderverdeeld : regels in verband met productplaatsing (beslissing 2018/021 – 2018/024 – 2018/026 – 2018/034 – 2018/041 – 2018/042 – 2018/047),  sponsorvermeldingen die aanzetten tot consumptie (beslissing 2018/001 – 2018/007 – 2018/008 – 2018/009 – 2018/035 –2018/041 – 2018/043), herkenbaarheid van reclame (beslissing 2018/001 – 2018/003 - 2018/004 – 2018/042). 

 

3.1.3. Productplaatsing

Bij productplaatsing blijven overmatige aandacht (beslissing 2018/021 – 2018/034 – 2018/041 – 2018/047) en het rechtstreeks aansporen tot aankoop of huur van goederen en diensten, in het bijzonder door die producten of diensten specifiek aan te prijzen het inhoudelijk aandachtspunt (beslissing 2018/024 – 2018/026 – 2018/034 – 2018/041 – 2018/042 – 2018/047).

Zo controleerde de VRM in beslissing 2018/021 de uitzending van ‘Dagelijkse Kost’ van 2 februari 2018. Het programma bevat productplaatsing voor o.a. ‘Pur Natur’, een merk voor producten zoals yoghurt, melk, boter, room en ijs.

De VRM stelt vast dat de opstelling van het betrokken product en de duurtijd waarin het in beeld komt van dien aard zijn dat de VRT de limieten overschrijdt van de aandacht die in geval van productplaatsing aan het product in kwestie mag worden besteed. De VRM besluit dat er dus een prominente aanwezigheid is van het product van ‘Pur Natur’ op het werkblad, waarbij het logo gedurende twee minuten van het veertien minuten durende programma heel duidelijk zichtbaar en centraal in beeld wordt gebracht. Hierdoor is er sprake van overmatige aandacht.

Bij het bepalen van de sanctie houdt de VRM rekening met het feit dat het programma in prime time werd uitgezonden en een groot aantal kijkers heeft bereikt. De VRM houdt er ook rekening mee dat de VRT reeds eerder voor een gelijkaardige inbreuk in hetzelfde programma werd gesanctioneerd. De VRM besluit bijgevolg een administratie geldboete van 12.500 euro op te leggen. 

In de beslissing 2018/024 stelt de VRM dan weer vast dat een uitzending van het programma ‘Familie’ productplaatsing bevat voor een online veilingplatform voor o.a. vakanties en uitstapjes. Tijdens de onderzochte aflevering komt het betrokken online veilingplatform in twee fragmenten, van telkens ongeveer 30 seconden, aan bod. Het wordt zo vier maal auditief vermeld. In de dialogen tussen de personages wordt verweven hoe de veilingsite werkt en hoe een (laag) bod kan uitgebracht worden om een overnachting in een luxehotelkamer te bemachtigen.  Het auditief vermelden van de merkbenaming, de positieve uitlatingen en verwijzingen, de aanprijzingen en de toelichting bij de werking van de dienst promoten volgens de VRM de diensten van het online veilingplatform.

De VRM besluit dat de onderzochte fragmenten onmiskenbaar promotioneel van aard zijn en een rechtstreekse aansporing vormen naar de kijker om de website te bezoeken, in het bijzonder door het online veilingplatform specifiek aan te prijzen.

Bij het bepalen van de sanctie houdt de VRM rekening met het feit dat VTM reeds eerder voor een vergelijkbare inbreuk een administratieve geldboete heeft gekregen. De VRM besluit dan ook een boete van 10.000 euro op te leggen. 

 

3.1.4. Sponsorvermeldingen

In 2018 handelen nog steeds een aanzienlijk deel van de beslissingen die commerciële communicatie betreffen over sponsorvermeldingen die niet beantwoorden aan de definitie van sponsoring omdat in de vermelding werd aangezet tot consumptie (zie hoger punt 3.1.2.).

Slechts één keer heeft de VRM geoordeeld dat de sponsorvermelding geen inbreuk op het Mediadecreet vormt (beslissing 2018/001). 

 

3.1.5. Herkenbaarheid van commerciële communicatie

Dit blijft ook dit jaar een aandachtspunt voor de VRM, of het nu gaat om reclame (beslissing 2018/001 – 2018/003 - 2018/004 – 2018/042 – 2018/048) of sponsoridentificatie (beslissing 2018/020 – 2018/026) of  productplaatsing (beslissing 2018/022).

Het gegeven dat er bij de kijkers/luisteraars verwarring kan ontstaan tussen reclame of redactionele inhoud, is daarbij de voornaamste bezorgdheid.       

Zo treedt de VRM bij de start van 2018 voor het eerst sanctionerend op tegen een combinatie van beelden waardoor aan precies die doelstelling van het Mediadecreet afbreuk wordt gedaan (beslissing 2018/001).      
Tijdens de uitzending van het programma ‘De Slimste Mens ter Wereld’ wordt van maandag 16 oktober 2018 tot woensdag 18 oktober 2018 telkens dezelfde combinatie van beelden uitgezonden:

  • Aan het einde van het eerste programma-onderdeel volgt een sponsorvermelding voor de ‘Lego Ninjago’-bioscoopfilm, die begint met een geanimeerde ‘wipe’, ongeveer tien seconden duurt en een sponsorlogo draagt.
  • Daarna volgt een reclame(begin)bumper met vermelding van het VIER-logo en gedurende twee seconden de vermelding van het woord ‘RECLAME’.
  • Na die twee seconden verdwijnt het woord ‘RECLAME’ en volgt, nog steeds op het beeld met het VIER-logo en dus verweven met de reclame(begin)bumper, gedurende ongeveer vijf seconden een ‘wipe’ met een dynamisch geanimeerd figuurtje uit de ‘Lego Ninjago’-bioscoopfilm.
  • Vervolgens volgt gedurende vijftien seconden de eerste reclameboodschap van het reclameblok voor de ‘Lego Ninjago’-bioscoopfilm, met de vermelding ‘vanaf 18 oktober in de bioscoop’.

De VRM meent dat door deze doelbewuste combinatie, met het oog op promotie van de film die later in dezelfde week in de filmzaken verschijnt, afbreuk wordt gedaan aan de doelstelling van artikel 79, § 1, van het Mediadecreet, met name vermijden dat er bij de kijkers verwarring ontstaat tussen reclame en andere programmaonderdelen.
Bij het bepalen van de sanctie houdt de VRM rekening met het gegeven dat voor de eerste keer een inbreuk van deze specifieke aard, namelijk de vaststelling dat de combinatie van een aantal beelden een inbreuk vormt, wordt gesanctioneerd. Daarom wordt de omroeporganisatie gewaarschuwd voor deze inbreuk.     

Voor het eerst sprak de VRM zich ook uit tegen niet herkenbare radioreclame (beslissing 2018/048, zie punt 3.1.2.).